Monismeꜛ
Monisme is existentieꜛ zonder essentieꜛ. De enorme stap van niet-bestaan naar bestaan is genomen, maar zaken hebben nog geen eigen wezenꜛ. Vanuit het pluralisme gezien is het verschil tussen „Er bestaan geen goed en kwaad” en „Goed en kwaad bestaan, maar het verschil tussen beiden niet” moeilijk te vatten.
Daarmee is een begrip als Boeddhanatuurꜛ monistisch leeg.
Volgens het monisme is alles een eenheidꜛ. Onderscheidꜛ en verscheidenheidꜛ bestaan niet werkelijk — en daarmee strijdt het met het immanentisme.
Daarmee ontkent het monisme het onderscheid tussen waar en onwaar, en dus de mogelijkheid tot redeneren, en vervalt het tot rationeel nihilisme.
Ook ontkent het het verschil tussen monisme en pluralismeꜛ (de leer dat er wel verscheidenheid bestaat), en daarmee de ontkenning van het pluralisme zelf.
((Te doen: een manier om nihilisme, monisme en pluralisme te beschouwen is door te kijken naar eigenschappen die soms wel en soms niet discriminerend zijn, bijvoorbeeld taalꜛ en toonꜛ. Een toontaalꜛ is een taal waarin toonhoogte lexicale informatie verschaft, en een registertoontaalꜛ is een toontaal waarin een aantal toonhoogten gebruikt worden voor dit doel. (In een contourtoontaalꜛ bevat het verloop, zoals stijgend of dalend, van de toon de informatie.)
Een registertoontaal kan bij voorbeeld drie, of zes, registers hebben, zodat (vereenvoudigd) een éénlettergrepig woord drie of zes betekenissen kan hebben afhankelijk van de toonhoogte van de uitspraak — pluralistisch. Niet-toontalen hebben één register, want op welke hoogte we een toon ook uitspreken, daarmee verandert de betekenis van een woord niet: er is één betekenis — monistisch. Een toon-nihilistische taal zou hooguit gefluisterd kunnen worden.))