De economische visie: desertie

Wij waren eigendom van God, maar zijn van Hem weggelopen en hebben ons onder een andere eigenaar geschaard. Bij God waren we vrij — vandaar ook dat we het recht en de mogelijkheid hadden weg te lopen —, maar van die nieuwe eigenaar (de tegenstander, Grieks „diabolos”, „duivel”) zijn we slaaf. In de meest letterlijke zin zijn we verslaafd aan de zonde: ook al willen we het goede, toch doen we het niet. En omdat we als slaaf niets bezitten kunnen we onszelf nooit vrijkopen; een ander moet dat doen. Welnu, Jezus is nou juist daarvoor gekomen en heeft geleden: om onze los­prijs (Zijn bloed: 1 Petrus 1:18-19; Openbaring 5:9) te betalen.

Marcus 10:15
Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.

Feitelijk zijn er (minstens) twee beelden van deze slavernij-na-desertie, want behalve de vrij­koop gebruikt Paulus in Romeinen 6 het meer legale beeld van het contract dat eindigt met de dood. Doordat wij delen in de dood van Jezus eindigt onze slavernij.

Nog een iets ander beeld van desertie en terugkeer (Lukas 15:11-24) wijst op onze armoede als bron van onze de facto slavernij, zonder de vrijkoop te noemen.

((Te doen.))

Het vrijkopen van slaven, pidyon shebuyim, is één van de belangrijkste plichten, en goede werken, van de Jood.