Absolute rede

Logica en wiskunde onderzoeken de vorm van de absolute rede. Op sommige punten is nog levendige wijsgerige discussie (modale logica's, oneindige verzamelingen), maar in hoofdzaak is er overeenstemming omtrent de vorm van de rede.

Wie betrouwbaar wil redeneren dient te weten hoe deze vorm is, al is het maar onbewust, anders is geen terecht vertrouwen in de conclusies van een redenering mogelijk. Die vorm is dus een waarheid die van te voren bekend moet zijn.

Logica is normatief: we behoren op die manier te rederen (als we waarheid willen geloven) — maar niet altijd. Normaliter geldt dat ik, als ik „A” en „Als A dan B” geloof, ook „B” behoor te geloven. Maar als ik „A” en „Als A dan 0=1” geloof kan ik beter mijn geloof in A opgeven. Op dat laatste principe is het bewijs uit het ongerijmde gebaseerd.

De grondnorm is dat wij waarheid behoren te willen geloven; de logische normen zijn daarop gebaseerd. Waar komen die normen vandaan? Niet van onze rede, want de rede hangt daar juist van af. Ook niet van waarneming, want waarheid noch normen zijn waarneembaar.