De parabel van de twee vrienden

In een dorpje groeiden twee boezemvrienden op: de één de zoon van het dorpshoofd, de ander de zoon van de lokale sjacheraar. Altijd waren ze samen, en steeds wanneer nodig sprongen ze voor elkaar in de bres. Daarbij was het overigens eigenlijk steeds de zoon van het dorpshoofd die in de bres sprong voor de ander, als die weer eens iets had gedaan dat niet helemaal door de beugel kon.

Maar aan alles komt een eind, en toen ze hun eindexamen hadden gedaan stuurde het dorpshoofd zijn zoon naar de grote stad om verder te studeren. Hij was een ijverig student, en enige jaren later stond daar een jonge meester in de rechten. Spoedig vond hij werk als advocaat, en vestigde hij zijn naam, totdat hij uiteindelijk benoemd werd als rechter.

Als rechter kreeg hij al gauw een terechte reputatie voor stricte rechtvaardigheid en onpartijdigheid, en op een dag gebeurde het onvermijdelijke: hij herkende in de verdachte die hij moest berechten, en die overduidelijk schuldig was, zijn oude jeugdvriend. Zonder de steun van zijn makker was die langzaamaan steeds verder het slechte pad op gegaan, en had nu een zware misdaad gepleegd. Een rechtvaardige straf zou in zijn geval betekenen een enorme boete die hij nooit zou kunnen betalen — en dus volgens de wetten van het land levenslange gevangenisstraf, want pas na betaling zou hij vrij man zijn. Wat moest de rechter doen? Hem vrijspreken om zijn liefde te tonen, of hem veroordelen om zijn rechtvaardigheid te tonen? De rechter verdaagde het proces, en kondigde aan over twee weken uitspraak te zullen doen.

Het bericht van het dilemma van de rechter werd algemeen bekend, en toen de zitting twee weken later heropend werd was de publieke tribune tot de laatste plaats bezet. Wat zou de uitspraak zijn? Sommigen opperden dat wellicht de vader van de verdachte de boete zou kunnen betalen, maar anderen toonden aan dat die zelf nog een grote onbetaalde boete had uitstaan. Toen de rechter eindelijk de zaal binnenkwam en het woord nam was het doodstil.

„Ik verklaar de verdachte schuldig in de hoogste mate!” klonk het vonnis luid en duidelijk. „Hij is gehouden de maximale boete te betalen en alle door hem veroorzaakte schade te vergoeden, en zal in hechtenis blijven totdat alles geheel voldaan is.” Er ging een gemurmel door de zaal: de rechter had gekozen voor rechtvaardigheid, en tegen de liefde.

„Gesproken hebbende als rechter, zal ik nu spreken als vriend” vervolgde de rechter. „In plaats van het vonnis direct uit te spreken heb ik twee weken respijt gevraagd. Dat was niet, zoals sommigen beweerd hebben, omdat ik in een dilemma zou verkeren. De wet is duidelijk, en de schuld van verdachte ook, dus er was geen moment twijfel aan de uitspraak. Neen, de afgelopen twee weken heb ik besteed met zakelijke transacties. Ik heb mijn huis, mijn auto, en nog andere zaken verkocht, en als vriend van de verdachte sta ik hier om met het zo verkregen geld zijn boete te betalen.”

De rechter haalde een grote stapel bankbiljetten uit zijn tas, en gaf deze aan de griffier. Zijn vriend was vrij man.