Een betaling eisende God

((Te doen.))

God kan eisen dat de schuld voldaan wordt.

Tegenwerping (Zonden compensabel):
Te kort schieten is niet onherroepelijk: een extra goed werk compenseert dat desgewenst weer, want goede daden compenseren slechte, dus is compensatie voor zonden mogelijk.
Antwoord:
Een „extra goede daad” is dan een supererogatoire daad, een prijzenswaardige daad die uitstijgt boven wat van ons gevraagd wordt — maar hoe kan zo'n daad bestaan? Als wat van ons gevraagd wordt Gods perfecte wet is, hoe kan daar dan nog iets bovenuitstijgen? Ofwel er zijn dingen die boven de wet uitstijgen, maar dan is die wet niet volmaakt, ofwel de wet eist het uiterste, en dan is supererogatie onmogelijk.

Dit vormt ook een practisch criterium om te zien of de wet die een bepaalde godsdienst oplegt wel Gods wet is: als wij twee gedragslijnen kunnen verzinnen, waarvan er één moreel beter is dan de andere, maar de wet eist niet dat wij die betere volgen, dan is die wet niet Gods volmaakte wet.

Overigens kan het dan nog steeds gaan om een wet die van een volmaakte God komt.

Een voorbeeld: stel dat een wet toe zou staan dat men niet al zijn bezit weggeeft aan de armen, ook al sterven er in de wereld dagelijks mensen van de honger. Dan zijn er verschillende mogelijkheden. Als geven niet gezien wordt als beter dan niet geven is geven geen extra goede daad, en kan dus niet compenseren. Als geven wel gezien wordt als beter neemt de wet genoegen met onvolmaakt gedrag, en is dus niet Gods volmaakte wet. Gods volmaakte wet zal eisen dat men geeft wat men kan, en alles wat daaraan tekort doet veroordelen. Dus ook in dat geval is geven geen extra goede daad, maar gewoon een vereiste.

(Opmerking: Dat de Bijbel op dit punt voldoet blijkt uit verzen als Lukas 14:33, Jakobus 4:17-5:1, en vele andere. Voor details, zie hier, hier, en hier.)

Tegenwerping (God doet onrecht):
Zo beschouwd is ook God onrechtvaardig. Wij leren dat het lijden nu niet opweegt tegen de heerlijkheid later in de hemel, maar dat is ook compensatie: nu is het minder dan volmaakt, en dat probeert God dan later te compenseren. Daar het leven in de hemel nooit meer dan volmaakt kan zijn, kan dat niet, en dus blijft God tekortschieten.
Antwoord:
Dat zou zo zijn als wij schuldloos waren. Zoals we zullen zien zijn we echter juist oneindig schuldig, en het leven hier op aarde met het eindige lijden is feitelijk in absolute zin meer dan ons toekomt. God geeft ons dus juist een beter leven dan we verdiend hebben; Hij schiet niet te kort jegens ons maar juist het omgekeerde.
Tegenwerping (Onbereikbaar heil):
Maar dan is redding onmogelijk, want wie ook maar éénmaal tekortschiet is voor altijd verloren!
Antwoord:
Op eigen kracht kan inderdaad niemand behouden worden, want we schieten allemaal tekort. Redding moet noodzakelijk van de andere kant, van God komen, en verderop hopen we aan te tonen hoe dat mogelijk is. Deze „redding van de andere kant” noemen we „genade”.

(Opmerking: deze tegenwerping erkent het bestaan van erfzonde, het feit dat we allen tekortschieten, ook al is het ons telkenmale wel mogelijk goed te doen. Een ware godsdienst moet een antwoord hebben op dit verbijsterende ervaringsfeit: we erkennen dat A beter is, we willen ook goed doen, maar toch doen we af en toe B.)