Vrijdom van God

Het is één ding vrij te zijn van de causale structuur van de wereld, maar iets geheel anders vrij te zijn van de Schepper. Iedere auteur kan zijn karakters vrij houden van de beperkingen die de verhaalwereld oplegt, maar dat maakt die karakters nog niet vrij van de wil van die auteur zelf.

Binnen een transcendente wereld is vrijheid mogelijk als de hogere geest ons laat delen in zijn vrijheid. Schrijvers kennen het verschijnsel dat karakters uit hun boeken tijdens het schrijven „een eigen leven gaan leiden” — de auteur heeft dat karakter dan in zijn fantasiewereld zo compleet uitgedacht dat het zijn eigen beslissingen gaat nemen. Dit zijn feitelijk natuurlijk beslissingen genomen door dat deel van de geest van de auteur dat dat karakter modelleert, en daarmee zijn die beslissingen in potentie even vrij als alle beslissingen van de auteur zelf.

Iets dergelijks kennen wij uit dromen — de nachtmerrie is een extreem voorbeeld. Karakters in onze dromen nemen beslissingen en doen dingen die onafhankelijk zijn van (de rest van) onze wil.

Als de transcendente geest zelf vrij is heeft hij op dezelfde wijze de mogelijkheid ons vrij te laten in onze beslissingen — wijsgerig gezien is dit dus geen compleet antwoord, maar een regressie. Als die geest zelf niet vrij is, is er waarschijnlijk sprake van een beperkte geest, en daarmee van een onaanvaardbaar wereldbeeld. Wij moeten dus aannemen dat die geest vrij is, op straffe van onvermogen tot betrouwbaar denken. Het is echter moeilijk het begrip „vrijheid” toe te passen op een transcendent wezen — hooguit kunnen wij spreken over „vrijheid van onderaf gezien”, zoals in het argument uit contingentie.

Tegenwerping (Wilsvrijheid onmogelijk):
Als God deze wereld bestuurt bestuurt Hij ook ons — het is onmogelijk dat onze wil vrij zou zijn van die van Hem.
Antwoord:
Niet als onze wil een „losgemaakt” fragmentje van Zijn Wil zou zijn.