De inhoud van ons ethisch gevoel

Ons ethisch gevoel maakt onderscheid tussen drie groepen (het verschil in zienswijzen is met hersenscans aan te tonen).

Personen zoals wij
Deze roepen een beschermingsgevoel op, zeker als ze hulpeloos lijken (de „grote ronde oogjes”).
Voor een leven zonder lijden geldt: langer is beter. In het geval van ernstig („uitzichtloos”) lijden wordt vaak het eigen (mede-)lijden geprojecteerd op de lijder, en wil men diens leven beëindigd zien, ook als de lijder dat niet wil. „Dat lijden is niet aan te zien”. Ook het omgekeerde komt voor, vooral bij depressie of ander onzichtbaar lijden.
Anderen
Deze roepen een ambivalente houding op: zijn ze vriend of vijand? Als vriend kan het een persoon zoals wij worden; is het te anders dan is er afkeer (pesten van het kind dat anders is).
Goederen
Wat geen persoon is kan economisch gebruikt worden. Zaken van waarde (schoonheid, zeldzaamheid, onvervangbaarheid) roepen een beschermingsgevoel op.

((Te doen: het ontmenselijken van ongewensten, om het zedelijk gevoel van derden te beïnvloeden. Speciaal het „subhumaan” verklaren van bepaalde bevolkingsgroepen.))

In een naturalistische wereld is evolutie de beste verklaring voor ons ethisch gevoel — maar verschillende diersoorten hebben zeer verschillende gedragsvormen ontwikkeld, dus waarom zou ons zedelijk gevoel verwijzen naar een bepaalde absolute standaard?

Tegenwerping (Gedrag en gevoel verschillend):
Dat houdt geen steek, omdat zedelijk gevoel en gedrag verschillend zijn. Wij doen ook het verkeerde terwijl weten dat het verkeerd is.
Antwoord:
Dat is waar, maar wil er selectie op ware zedelijkheid plaatsvinden dan moet er op zijn minst een behoorlijke correlatie tussen zedelijk besef en gedrag zijn. Het dierenrijk toont ons dat er vaak selectie is op gedrag dat door ons zedelijk gevoel wordt afgekeurd — dus wat geeft ons vertrouwen dat nou juist ons gevoel (of ons besef) verwijzen naar iets objectiefs, iets absoluuts?
Tegenwerping (Religie heeft hetzelfde probleem):
Maar de psychologische verklaring van religieuze ervaringen beroept zich ook niet op het bestaan van een godheid, dus als ons ethisch gevoel onbetrouwbaar is is ons religieus gevoel dat ook.
Antwoord:
Onder de aanname van atheïsme is de (noodzakelijke, want er is geen God) onbetrouwbaarheid van religieuze ervaringen inderdaad een extra argument om zedelijke gevoelens als onbetrouwbaar te zien.
Onder de aanname van een aanvaardbare transcendente geest ligt dat natuurlijk heel anders. Die geest kan ons betrouwbare intuïties geven, zowel op godsdienstig als op zedelijk vlak. Kan — niet „moet”. God geeft ons naast het (inderdaad zeer feilbare) gevoel ook een veel betrouwbaarder besef van deze zaken.