Anthropische argumenten

Hoe meer we van de fundamentele aspecten van het universum leren, des te duidelijker blijkt dat deze wereld precies zo gemaakt is dat wij mogelijk zijn. Deze zogeheten anthropie is wellicht het duidelijkst in de natuurkunde, maar die hele natuurkunde berust al op een wiskunde en logica en op een begrippenleer, en die moeten dergelijke natuurwetten en -constanten wel mogelijk maken. En als die natuur dan al bestaat en ons laat bestaan moeten wij nog eens in staat zijn die wetten en constanten te leren kennen.

Er is een dieper anthropisch argument: blijkbaar is de „ontwerpruimte”, het geheel aan mogelijke keuzen waarbinnen in theorie universa mogelijk zijn, zó gekozen dat de maat van de deelruimte waarin (intelligent) leven mogelijk is nul of nagenoeg nul is. Men kan zich ook voorstellen dat welke waarden men ook voor de natuurconstanten zou kiezen, er altijd wel een interessant, leven mogelijk makend, heelal zou ontstaan. Dit wekt de indruk dat Iemand ons met onze neus wilde drukken op het feit dat we niet zomaar toevallig bestaan. Alsof „Gods handtekening” op de ontwerpruimte staat, en niet enkel op het ontwerp binnen die ruimte.

Vaak wordt gesteld dat evolutie de verscheidenheid aan levensvormen verklaart, een verscheidenheid die dan helemaal niet a priori onwaarschijnlijk zou zijn. Maar de keuze van de natuurconstanten uit de ontwerpruimte die een dergelijke evolutie mogelijk maakt is wellicht een heel stuk onwaarschijnlijker dan de stap daarna ook zonder evolutieverklaring zou zijn. (Plus een logische structuur waarin terugkoppeling mogelijk is, met alle randproblemen die dat veroorzaakt.)

Dit leidt tot verschillende teleologische godsbewijzen.

Tegenwerping (Anthropie vanwege kwaadaardige schepper):
Het anthropisch argument doet niets voor de notie dat er een goede schepper zou zijn — een kwaadaardige geest is even waarschijnlijk.
Antwoord:
Er is een heel cluster van anthropische argumenten, maar onder andere het cosmologische zegt inderdaad niets over de morele aard van de schepper. Als we tot de conclusie komen dat er een schepper is zullen we daar separaat over moeten nadenken.
Tegenwerping (Heelal verspillend):
Dit is een zeer inefficiënte schepping: een heelal met honderden miljarden sterstelsels, elk met miljarden sterren, een periode van bijna 14 miljard jaar — allemaal om één soort op één planeet te vormen die bewustzijn had, en vaarvan een minderheid kennis van hem zou hebben.
Antwoord:
We weten helemaal niet of wij de enige soort zijn waar God een relatie mee zoekt, maar dat doet er ook helemaal niet toe. Dit is geredeneerd vanuit een eindige wereld, waarin alles beperkt is en kost. Waarom zou efficiëntie voor die schepper nastrevenswaardig moeten zijn? En waarom zou hij enkel uit contact met bewuste levensvormen vreugde moeten scheppen? Talloze mensen scheppen vreugde uit het construeren en laten lopen van complexe systemen — spoortreintjes, uurwerken, computerprogramma's — waarom die schepper niet? Misschien zijn wij slechts de kers op de taart.
En wie zegt dat die schepper die klok met de wijzers op 12 heeft aangezet? Misschien heeft hij de wijzers wel gezet op het moment dat het interessant begon te worden, zoals een klokkenmaker die de klok op 1 voor heel zet om van het slagwerk te genieten.
Tegenwerping (Anthropie onwaar):
Maar te zeggen dat dit heelal nauwkeurig is afgestemd voor leven, is als zeggen dat een bak ter grootte van 6.000.000 olympische zwembaden, waarin net één molecuul water past, nauwkeurig is afgestemd op het bevatten van water. De rest van het heelal is volslagen onleefbaar.
Antwoord:
Nogmaals, dat is een efficiëntieargument behorend bij een eindige geest in een eindige wereld. En we claimen ook helemaal niet dat dit heelal er enkel is om leven te bevatten. Wie weet wat voor interessants er elders nog voor die schepper is? En wellicht is die enorme rest er ook juist als boodschap aan ons, die ons iets kan vertellen over die schepper. Als een vader een enorme boomhut voor zijn kind bouwt, is de grootte van die hut dan een argument tegen, of voor de betrokkenheid van die vader bij zijn kind? En wat momenteel voor ons nog onbegaanbaar is zal dat in de toekomst mogelijk niet zijn.
Daarenboven zijn die enorme leegten nodig in een heelal dat de juiste elementen voor leven kan produceren. Die leegten hebben een doel, en zijn het tegengestelde van verspilling.

((Te doen.))

Een meteorenregen die op de maan lettervormen produceerde met in alle 7000 talen van de wereld de boodschap: „Dit is een bericht van God. Ik besta, en heb deze meteoren laten neerkomen om dat te bewijzen.” is als toeval talloze malen waarschijnlijker dan de gevonden fijnafstelling. Toch zou niemand die regen als toeval beschouwen. Tegenwerping: zwakke anthropie maakt dat wij een anthropisch heelal kunnen verwachten, maar niet zo'n meteorenregen. Mijn bestaan (precies die eicel en zaadcel, generatie op generatie) is ook verbijsterend onwaarschijnlijk, maar daaruit concludeer ik geen bovennatuurlijk ingrijpen om mij mogelijk te maken. Antwoord: dat is analoog aan de multiversumhypothese.

Als God bestaat zouden we verwachten dat alle fijnafstemmingen een verklaring hebben — die echter niet verklaart waarom de gevonden waarde nu juist anthropisch is. Er is een goede verklaring waarom de oerknal wel helium (en deuterium!), maar geen ijzer produceerde, maar niet waarom de oerknal precies produceerde wat voor ons bestaan nodig was. Een tegenvoorbeeld zou Smolins zwartgattheorie kunnen zijn: nieuwe heelallen ontstaan in zwarte gaten, en hebben een grotere waarschijnlijkheid precies die eigenschappen te hebben die zwarte gaten (en ons) waarschijnlijk maken.