Zedelijke maatstaven

Enige vormen van absolute ethiek worden op deelpagina's beschreven.

Tegenwerping (Gevolgen):
Allerlei tegenvoorbeelden op de deelpagina's, zoals het doden van alle ongelukkige mensen, leiden tot werelden waarin aan het aangevallen criterium niet voldaan wordt, en zijn daarom geen weerleggingen voor een visie die het criterium op de lange duur beschouwt.
Antwoord ((Te doen)):
In het geval van maximaliseren van geluk zou het consequent doden van allen die minder dan gemiddeld gelukkig waren leiden tot een wereld waarin men gemiddeld minder gelukkig was — dat is mogelijk, maar verre van bewezen. Neem een wereld waarin af en toe nieuwe planeten gekoloniseerd worden, waarna geen wezenlijk contact met die planeten meer mogelijk is vanwege de enorme afstanden. Een geheim systeem dat af en toe de bevolking van een door gemiddeld ongelukkigen bevolkte planeet annihileert zonder dat de bewoners van andere planeten dat weten (een computer neemt de communicatie over, en simuleert een zeer gelukkige bevolking die langzaam uitsterft door af te zien van voortplanting) zou het gemiddelde geluk van de universumbevolking blijvend vergroten. Vergelijkbare scenario's zijn wellicht voor alle tegenvoorbeelden te bouwen.

((Te doen.))

Als het transcendentisme waar is kan het moreel verwerpelijk zijn een immanente ethiek aan te hangen, zoals één waarin welzijn of geluk als laatste ethische maatstaf gebruikt wordt. En waar het bevorderen van andermans welzijn een (niet-ultimate) ethische plicht lijkt, is veel minder duidelijk wat de ethische waarde van het zorgen voor eigen welzijn is. En „Het welzijn van bewuste levensvormen verhogen” klinkt wat egoïstisch voor een bewuste levensvorm.

Egoïsme kan heel gelukkig maken — zie Boeddhistische monniken die zich afsluiten voor de ellende in de wereld en voor zichzelf verlichting zoeken. Enkelen komen daarna tot het helpen van anderen, maar er zijn geen Moeder Theresas onder hen. Geluk zoeken door zich af te sluiten van de ellende in de wereld, of dat nou is door meditatie, drugsgebruik of leven in luxe, lijkt mij, subjectief, ethisch heel slecht (al doen we het allen in zekere graad).

Het ethisch rationalisme leert dat zedelijk handelen welbegrepen eigenbelang is; dat redelijk en zedelijk samenvallen. Hetzij dit definieert zedelijkheid — en is dan schuldig aan de naturalistische drogreden —, hetzij het verklaart enkel de dwingende kracht van zedelijke eisen, en behoeft dan (1) een externe maatstaf, (2) een uitleg hoe de drang tot eigenbelang morele waarde kan hebben, en (3) een overtuigend aantonen dat maatstaf en eigenbelang feitelijk samenvallen (is zijn leven geven om anderen te redden welbegrepen eigenbelang?).

Michael Smith claimt dat zedelijke criteria die keuzen zijn die we zouden maken als we volledig redelijk zouden zijn, tegenover motiverende criteria die ons in onze feitelijkheid sturen. Dat de taart lekker is kan een motiverende reden zijn haar te eten; dat de taart niet de mijne is is een zedelijke reden haar niet te eten.

Een juist zedelijk systeem moet verklaren waarom het vaak heel zedelijk is zich (preventief of correctief) andermans ellende toe te eigenen — te lijden zodat die ander niet hoeft te lijden. Dit te doen kan het totale lijden vergroten, bij voorbeeld als ik enkel door mijzelf hevig te verbranden een kind van een lichtere verbranding kan redden. Het begint al heel klein: voor iemand de gevallen sleutels oprapen; een deur openhouden.

Ethiek vereist secundair denken. In allerlei systemen wordt dit verdoezeld door een, vaak impliciet, beroep op een axioma dat de ander is zoals ikzelf — maar waarom zou ik dat axioma aannemen? Ik wil niet bestolen worden, maar waarom zou daaruit volgen dat ik niet mag stelen? Kants maximering maakt dit axioma expliciet, maar geeft het geen grond.

Ehiek is nauw gerelateerd aan bewustzijn: iemand slaan is verkeerd omdat die persoon de gevolgen bewust merkt (pijn, beschadiging, en zo voort). Een object beschadigen is verkeerd omdat er bewuste mensen zijn wie daarmee pijn gedaan wordt.

Ieder zedelijk systeem moet als heel basaal tonen dat het onverwacht in de slaap doden van een mens een zware misdaad is. Die conclusie moet robuust zijn, en niet afhangen van bijvoorbeeld een constructie waarin de overledene „benadeeld” is. Het feit dat er niemand als „lijdend” kan worden aangewezen is irrelevant, precies als bij nonidentiteit. Oplossingen die het van subtiliteiten in die hoek moeten hebben zitten op een volslagen verkeerd spoor. Zedelijkheid is slechts contingent gecorreleerd met lijden.