Het argument uit het kwaad

Men heeft gepoogd te bewijzen dat het bestaan van kwaad het bestaan van God weerlegt. Het naïeve argument gaat als volgt.

Tegenwerping (God onverenigbaar met kwaad):
Daar God onverenigbaar met kwaad is, en het kwaad bestaat, bestaat God niet. Als syllogisme:
  1. Een alwetende, almachtige, en algoede God bestaat. (Aanname ter weerlegging)
  2. Als alwetende kent Hij het kwaad, en weet Hij hoe het te elimineren.
  3. Als almachtige kan Hij het kwaad ook elimineren.
  4. Als algoede zal Hij het kwaad ook elimineren.
  5. Er is dus geen kwaad.
  6. Er is kwaad. (Ervaringsfeit)
  7. Tegenspraak, dus aanname (1) is onjuist.
Antwoord:

((Te doen.))

Tegenwerping (Richard La Croix):
  1. Er is een God die alles geschapen heeft. (Aanname ter weerlegging)
  2. God had de optie niets te scheppen.
  3. Als God niets geschapen zou hebben zou er enkel God zijn geweest.
  4. God is volmaakt.
  5. Als God niets geschapen had zou alles volmaakt zijn geweest. (Uit 3.en 4.)
  6. God had kunnen kiezen voor een scenario waarin alles volmaakt zou zijn geweest (Uit 2.en 5.)
  7. Als God kan kiezen voor een scenario waarin alles volmaakt is zal Hij dat doen.
  8. Niet alles is volmaakt. (Ervaringsfeit)
  9. God kan niet kiezen voor een scenario waarin alles volmaakt is. (Uit 7.en 8.)
Antwoord:
((Te doen. Hier wordt gespeeld met een dubbelzinnigheid: er kan meer goed zijn in een grotere wereld met kwaad dan in een kleinere zonder. De levensstandaard in een klein landje dan zijn grenzen sluit voor vluchtelingen kan hoog zijn, maar het land kan beter zijn als het zijn grenzen opent en velen laat delen in die (daardoor iets lagere) levensstandaard. Dit uitwerken vergt veel theorie — over oneindigheden en maten daarover (kan iets groter worden als het God al bevat?), over de waarde van bestaan versus niet-bestaan (zijn de opties al dan niet tot aanzijn te brengen commensurabel?), en zo voort. Verder wordt er over transcendentieniveaus heen geredeneerd — zonder schepping is God zuiver transcendent —, en het is onduidelijk dat die niveaus economisch commensurabel zijn.))
Tegenwerping (Quentin Percifor Smith):
  1. Een alwetende, almachtige, en algoede God bestaat. (Aanname ter weerlegging)
  2. Er is kwaad.
  3. Een alwetend, almachtig, algoed God elimineert alle kwaad dat Hij kan elimineren.
  4. Een ideale wereld is een wereld zonder natuurlijk kwaad, met daarin mensen die louter het goede doen. (Definitie)
  5. God is in staat een ideale wereld te scheppen
  6. Als God een ideale wereld schept is er geen kwaad.
  7. Er is geen kwaad
Antwoord:
Premisse 5 is onjuist. Als God mensen zonder vrije wil schept is er geen liefde mogelijk, dus een tekort, een kwaad, en dan is (5) onwaar. Als hij mensen met vrije wil maar zonder handelsvrijheid schept is die wereld voor hen een hel, zodat (5) ook onwaar is.
Het argument dat engelen ook uit vrije wil God gehoorzamen faalt, omdat dat een selectieëffect is: slechts diegenen die vrijelijk besloten God te gehoorzamen noemen wij engelen; de overigen noemen wij demonen.