Het oncontroleerbaarheids­argument

Beweringen die niet na te gaan zijn hebben slechts hun a-prioriwaarschijnlijkheid — er valt niet de minste empirische ondersteuning voor te geven. In het bijzonder geldt dit voor stellingen dat enig gekend goed X informatie verschaft over een ander goed Y. Evaluatie van die claim vergt een vergelijking tussen X en Y. Als Y niet bereikbaar is is zelfs de claim dat Y bestaat suspect.

Mark Twain geeft in zijn A Connecticut Yankee in King Arthur's Court een treffend voorbeeld, waar een „ziener” de mooiste verslagen geeft van wat er in verre landen zou gebeuren, maar niet in staat blijkt te antwoorden op de eenvoudige vraag: “Tell me what I'm doing with my hands behind my back right now”. Daarmee wordt de waarheid van die andere verslagen, en zelfs het bestaan van die landen en de in de verslagen genoemde personen, questieus.

Zulke beweringen kunnen a priori nog steeds waarschijnlijk of zelfs zeker zijn, bijvoorbeeld doordat de bron zeer betrouwbaar is, of doordat er een bewijs voor bestaat. Een niet-constructief existentiebewijs kan zekerheid geven omtrent zaken die niet controleerbaar zijn. De oneindigheid van de verzameling natuurlijke getallen is niet controleerbaar.