Begrippen uit de Informatiekunde

De informatiekunde houdt zich bezig met de begrippen regelmaat en onbepaaldheid. Veel in de wereld is regelmatig, en daardoor kunnen uitgebreide gehelen zeer bondig beschreven worden. Een paar formules beschrijven wellicht de gehele natuurkunde, uit een klein aantal axiomata volgt een oneindige rijkdom aan wiskundige stellingen. Dit verschijnsel noemen we informatie­armoede, en de informatiekunde poogt de informatie-­inhoud van die gehelen te meten.

Daarbij blijkt dat die armoede een lokaal verschijnsel is: de meeste zaken zijn juist oneindig informatierijk, en daarmee voor ons niet te begrijpen — want het is juist die compacte beschrijving die ons grip geeft op wat er gebeurt. Het blijkt dan ook dat er talloze zaken zijn die wij zelfs in theorie nooit zullen kunnen begrijpen: bewijsbaar onbegrijpelijke zaken dus.

Tegelijk biedt de informatiekunde ons de basis waarop wij wetenschap kunnen bedrijven. Vragen als „Wanneer mogen we iets geloven?”, „Welke theorie past het best bij de gegeven feiten?”, „Hoe overtuigend is een bepaald gegeven?” worden door de informatiekunde beantwoord.

((Dit laatste is pas waar als wij in de rede kunnen geloven; daartoe moet eerst aan de protomethodologie worden voldaan.))

((Toe te voegen.))

Marcus Hutters universele kunstmatige intelligentie. Hutter toont dat intelligentie virtueel overeenkomt met vermogen tot samenvatten, en geeft een (onberekenbaar) optimaal algoritme „AIXI” voor het samenvatten van een open reeks. Allerlei berekenbare benaderingen van AIXI bestaan inmiddels.

Theorievorming is het zoeken van parsimonie — de lex persimoniae: kies die theorie die de grootste contractie geeft, die het grootste aantal verschijnselen vangt onder de kortste regel.