De Kengrond

Waarheid mag bestaan, en onze oordelen mogen nog zo volmaakt waar zijn — als we niet weten dat die oordelen waar zijn kunnen we er nog niet terecht op vertrouwen: er moet een basis zijn op grond waarvan we kunnen weten dat ons denken betrouwbaar is. Die basis moet natuurlijk buiten ons denken liggen, want van dat denken staat de betrouwbaarheid nou juist ter discussie.

Natuurlijk mag ons denken ons wel tot die basis brengen, maar die basis zelf kan nooit een redenering zijn. Enkel een wereldbeeld dat zo'n basis verschaft kan aanvaardbaar zijn. Laten we dus wat langer stilstaan bij die mogelijke kengronden.

Ik weet dat mijn denken niet volslagen onbetrouwbaar is, maar hoe weet ik dat? Het geloof in de mogelijkheid van betrouwbaar denken is fundamenteel: zonder dat is geen enkel ander oordeel mogelijk.

Wij kunnen slechts een terecht vertrouwen hebben in onze overtuigingen als wij ook een grond voor dat vertrouwen hebben, iets dat die overtuigingen borgt. Ik kan het volste vertrouwen hebben in de voorspellingen van Nostradamus, maar dat vertrouwen is slechts terecht als ik een valide reden heb hem betrouwbaar te achten — en met wiskunde of „gezond verstand” ligt het niet anders. Een aanvaardbaar wereldbeeld moet daarom aan drie zaken voldoen.

  1. Het moet betrouwbare kennis mogelijk maken.
  2. Het moet verklaren hoe ik kan weten dat bepaalde kennis betrouwbaar is.
  3. Dit weten mag niet de uitkomst van een redenering zijn, op straffe van circulariteit.

Stel dat een vreemdeling mij aanschiet en mij een verhaal vertelt. Misschien is dat verhaal volkomen waar, maar misschien ook niet. Ik kan de dingen die zij mij vertelt pas weten als niet alleen haar verhaal waar is, maar ik daarenboven nog een grond heb waarop ik terecht kan vertrouwen dat zij de waarheid spreekt. Welnu, als het niet gaat om een vreemdeling, maar om mijn eigen verstand, of mijn zintuigen, is de situatie niet wezenlijk anders.

Een wereldbeeld dat wel aan de eerste maar niet aan de tweede eis voldoet leidt tot skepsis, tot wantrouwen in de eigen overtuigingen — en daar ook dat wereldbeeld tot die overtuigingen behoort zal men ook zijn geloof daarin verliezen. (Dit is ietwat vereenvoudigd; op de volgende pagina's wordt de situatie in meer detail doordacht.)

Toegegeven, mijn oordelen zijn verre van perfect, en ik vergis me vaak genoeg, maar toch weet ik dat er dingen zijn die ik correct beoordeel — zoals we zagen bij de verschillende opties van het onbetrouwbare oordeel is de enige andere mogelijkheid de totale afwezigheid van betekenis, en ik weet dat er betekenisvolle gedachten bestaan.

Op dit punt in mijn zoektocht weet ik nog niets te melden over die borg dan dat het een betrouwbare bron van informatie moet zijn, wat ik zal noemen een kenbron. Die informatie zou vooraf kunnen komen, doordat die kenbron mij nieuwe dingen leert, of achteraf, door een stempel van betrouwbaarheid op door mijzelf gevonden oordelen te zetten.

((Behandelen: Neurathian bootstrap, de boot van Neurath. Otto Neurath beschreef het revideren van overtuigingen over het eigen denken als het herstellen van een schip op volle zee: men kan soms een plank vervangen, maar enkel staande op andere planken — en die dus vertrouwend (punt 3 hierboven). Weten dat voor redeneren uitgaat vermijdt dit probleem.))