Waarheidꜛ
De eerste eis is het bestaan van waarheid. Een oordeel kan slechts correct zijn als het waar is, dus als correct oordelen mogelijk is bestaat er dus een absolute waarheid: bepaalde dingen zijn zo, en niet anders. Ik besta, en het is niet waar dat ik niet besta. Daarmee valt bijvoorbeeld het rationeel nihilisme af als kandidaat-wereldbeschouwing, maar ook bijvoorbeeld het intersubjectivisme. Die wereldbeelden kunnen niet waar zijn, omdat ze geen waarheid kennen. De wereld van ideeën heeft een bepaalde structuur, waarin ware en onware ideeën onderscheiden zijn.
Wel blijft het solipsisme mogelijk, want ook dat is een (in mijzelf gefundeerd) absolutismeꜛ.
Mijn vertrouwen in het bestaan van waarheid is groter dan mijn vertrouwen in welke andere overtuiging dan ook. Stel dat ik geloof dat ik nu tegenover mijn computer zit. Dan geloof ik dus dat „Ik zit tegenover mijn computer” waar is — en dus dat waarheid bestaat. Het kan zijn dat waarheid bestaat maar dat mijn overtuiging dat ik achter mijn computer zit onjuist is, maar andersom is niet mogelijk, dus mijn geloof in het bestaan van waarheid is groter dan welk ander geloof ook. Mijn wereldbeeld zal dat enorme vertrouwen in het bestaan van waarheid moeten rechtvaardigen.
Zelfs de vraag „Bestaat waarheid?” veronderstelt het bestaan van waarheid: als er geen waarheid was had het geen zin die vraag te stellen, want een ja/neenvraag is altijd een vraag naar de waarheid van de corresponderende bewering: „Is ‚Waarheid bestaat’ waar?”.