Overtuigingen

Wij hebben allerlei overtuigingen: dit is waar, dat is goed, dit is mooi, dat is erg‥ Hebben die overtuigingen enige basis? Is er enige relatie tussen mijn overtuigingen en de waarheid? Kan ik terecht menen dat iets waar, of goed is? Kan ik onder bepaalde omstandigheden mijn overtuigingen vertrouwen?

Van de hier genoemde oordelen is dat waarheidsoordeel het voornaamste. Immers, als ik er van overtuigd ben dat een zaak goed, mooi of erg is, ben ik er van overtuigd dat het waar is dat die zaak goed, mooi of erg is. Zonder vertrouwen in de waarheid kan er geen vertrouwen in andere oordelen bestaan.

En het is de vraag naar dit vertrouwen die Kapitein Diallel stelde.

Het bestaan van een waarheid op zich is voor ons niet voldoende om te kunnen weten. Die waarheid moet ook kenbaar zijn — en dat besef zet de deur open naar een potentiële oneindige regressie. Hoe kan ik immers een feit weten, en niet slechts vermoeden, tenzij ik weet dat dat feit waar is — en dus tenzij ik weet dat ik weet dat dat feit waar is, en zo voort.

Tegenwerping (Twijfel mogelijk):
Ik heb geen totale zekerheid nodig om te leven. Heb ik absolute zekerheid dat de stoep waar ik op zal stappen mij zal houden? Neen: het is mogelijk dat ik er de volgende keer opeens doorheen zal zakken en om zal komen op weg naar het middelpunt van de aarde. Dat kan, en dat risico neem ik gewoon, want je moet toch wat in het leven.
Antwoord:
Het is wellicht waar dat die zekerheid niet absoluut noodzakelijk is — zo luidt de stelling ook niet. De stelling is dat die zekerheid bestaat, en dat valt aan te tonen ook. Stel dat iemand beweert dat hij totaal geen zekerheid heeft op dit punt, maar toch die stoep opstapt om een dubbeltje te pakken (of een vriend te groeten, of wat dan ook). Dan is dat dubbeltje hem blijkbaar het risico waard. Welnu, leg twee dubbeltjes neer, waarvan er één onder hoogspanning staat. Zal onze vriend dan nog steeds een dubbeltje pakken? Ook nu heeft hij geen idee of hij zal overleven, dus het risico is gelijk. En als er tien dubbeltjes liggen, waarvan er ééntje dodelijk is? Blijkbaar is hij zekerder van die stoep dan van die één-op-tien-kans.
We kunnen het experiment nog vereenvoudigen: leg één dubbeltje neer, duidelijk verbonden aan een hoogspanningsleiding. Als onze vriend totaal geen zekerheid heeft, moet dat ook gelden voor de dodelijkheid van hoogspanning, dus is er geen reden dat dubbeltje niet te pakken — misschien is het niet aanraken van een hoogspanningsleiding wel dodelijk! ((En van die dodelijkheid van hoogspanning weet hij waarschijnlijk enkel van horen zeggen!))

Dat alle ervaring middellijk is is uitvoerig betoogd in verschillende wijsgerige gebieden:

Spreektaalwijsbegeerte
Ludwig Josef Johann Wittgenstein (On Certainty), John Wisdom (Paradox and Discovery), J.L.­Austin (Sense and Sensibilia).
Fenomenologie
Maurice Jean Jacques Merleau-Ponty (Phenomenology of Perception), Hans-Georg Gadamer (Philosophical Hermeneutics).
Wetenschapswijsbegeerte
Paul Karl Feyerabend, Norwood Russell Hanson (Patterns of Discovery), Thomas Samuel Kuhn (The Structure of Scientific Revolutions).