Morele willekeur?

Tegenwerping (Morele willekeur):
Wij hebben die troost niet, want onze morele status hangt van toevalligheden af. Wij zijn dankbaar dat Søren Aabye Kierkegaard zijn verloofde verliet: dat stelde hem in staat zijn geschriften te produceren, waarvan de waarde uitstijgt boven het lijden dat hij haar aandeed. Kierkegaard kon echter niet weten of hij iets van dergelijke waarde zou kunnen vervaardigen, hij nam een gok. Als hij niets waardevols nagelaten zou hebben zouden wij hem veroordeeld hebben om het verdriet dat hij haar aandeed. Kierkegaards morele waarde hangt dus af van het toeval dat het hem inderdaad gelukte waarde te produceren.
Antwoord:
De situatie van Kierkegaard lag enigszins anders dan hier geschetst, maar dat doet aan het principiële punt niets af. Wij kiezen er allen regelmatig voor het geluk van anderen te verminderen, bijvoorbeeld door niet iedere dag maar slechts tweemaal per week bij onze ouders op bezoek te gaan, zodat wij tijd overhouden voor onze hobby. Als die hobby nu meesterwerken voortbrengt zal men later menen dat wij daarmee de juiste keuze hebben gemaakt. De tegenwerping vergt daarom een serieus antwoord.
Wie bedenkt hoeveel duizenden geholpen zijn door de werken van Kierkegaard kan inderdaad God danken dat die werken geschreven zijn — maar impliceert dat ook dankbaarheid dat Kierkegaard zijn verloofde in de steek liet? Binnen onze causale wereld wellicht wel: zonder die tragedie geen geschriften. In een transcendente wereld is er echter een andere en juistere optie: God danken dat Hij dat (ex hypothesi) grote kwaad ten goede heeft doen medewerken.
Als daarentegen het kwaad van de verlating kleiner is dan het kwaad van het niet-schrijven van die levensreddende teksten, dan hangt Kierkegaards moraliteit af van zijn kansinschatting: als hij er redelijk zeker van was dat hij die teksten metterdaad zou produceren, dan was zijn beslissing juist — en dat zou zij ook geweest zijn als hij door grote pech vervolgens toch niet productief zou zijn geworden. Ging het daarentegen om een a priori onwaarschijnlijk succes, dan was zijn keuze verwerpelijk. Het feit dat dat success zich vervolgens feitelijk voordeed doet daar niets aan af.
Tegenwerping (Moraliteit Situatie-afhankelijk):
Iemand kan een moreel hoogstaand leven leiden enkel doordat de verleidingen waaraan hij toegegeven zou hebben zich „toevallig” niet hebben voorgedaan. Wie weet zou Himmler als hij was opgegroeid in een rechtschapen gezin in Veenendaal moreel onberispelijk geleefd hebben. Hetzelfde geldt als hij een andere genetische opmaak had gehad, of andere ervaringen die hem zouden hebben gewapend tegen de verleiding. Dat bewijst dat iemands morele statuur situatie-afhankelijk is.
Antwoord:
De ware en de veronderstelde Himmlers (de Veenendaler, de genetisch robustere, de meer ervarene) staan moreel precies even hoog (of laag): voor alle geldt dat zij, gegeven een bepaalde toestand (inclusief constitutie, geschiedenis, enz.) een bepaalde keuze zouden maken. Dat wij die hypothetische keuzen niet kunnen kennen doet daar niets aan toe of af.

Duidelijk is dat een moreel oordeel over een ander door ons niet te vellen valt, bij gebrek aan informatie. Een gebod „Gij zult niet oordelen” is dan ook uiterst relevant, en de juiste Godsdienst zal dat gebod moeten kennen. Ook moet het ons bescheiden maken: wij weten niet hoe wijzelf zouden hebben gehandeld als wij in de schoenen van de ander zouden hebben gestaan.