Ethiek

Zedelijke waarden zijn de hoogste waarden, zoals blijkt uit het feit dat ze ons kunnen troosten bij de slagen van het lot. Gijsberta Barones Windhuyck van Voor tot Tegen mag maatschappelijk hoger geplaatst zijn dan ik, maar dat maakt haar nog niet tot een zedelijk hoger staande persoon. Misschien is ze dat ook wel, maar niet vanwege haar sociale status, en als ik ethisch onberispelijk blijf zal zij niet boven mij staan. Misschien ben ik door tegenslag al mijn geld en gezondheid kwijtgeraakt, mijn eer kan niemand dan ikzelf mij afnemen — het Bijbelboek „Job” onderzoekt dit thema. Op dezelfde wijze kan een integere persoon hoogstaander zijn dan een sportief kampioen, een genie of een machthebber.

Die troost is enkel mogelijk doordat zedelijke waarden „hoger” zijn dan waarden als rijkdom, status of intelligentie.

Tegenwerping (Waarden onwaardeerbaar):
Zedelijke waarden zijn niet hoger dan andere waarden — dat zou namelijk een ander, nog hoger, waardensysteem vergen dat als maatstaf kan dienen, en daarmee automatisch hoger is dan zedelijke waarden.
Antwoord:
In een immanente wereld leidt dat inderdaad tot een tegenspraak, maar in een transcendente wereld niet: een maatstaf buiten deze wereld kan ethiek bovenaan zetten, en de ethiek zelf, binnen deze wereld, kan die status bevestigen. Binnen deze wereld is ethiek dan het hoogste, maar erbuiten zijn hogere maatstaven te vinden. ((Nog te doen.))
Overigens worden hier twee betekenissen van „hoger” dooreengehaald.

Ethische regels: goed doen is goed, dus het anderen aanbieden van iets waardevols is goed. Daarom mag men anderen vergeven, en mag God dat ook. Anderen kwaad aandoen is slecht, dus God kan niet een derde laten opdraaien voor iets.

Neem bijvoorbeeld de waarden die ons mens maken, zoals een besef van rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid. Verschillende mensen, verschillende volkeren, verschillende culturen geven een verschillende invulling van dat begrip, maar universeel is de notie dat kracht nog geen recht maakt: het is onrechtvaardig dat de sterkste altijd wint. Ziedaar een begrip zonder praktische waarde in het leven, want de sterkste wint nou eenmaal, of dat nou rechtvaardig is of niet. Wij kunnen met z'n allen beslissen dat niet te accepteren, maar alleen als wij met z'n allen sterker zijn dan hij — dus nog steeds wint de sterkste.

Sommige zaken zijn moreel goed, andere moreel slecht, en weer andere moreel indifferent. Dit weten we, maar niet uit ervaring, en ook niet uit logica — we kunnen nooit bewijzen dat iets moreel juist of verkeerd is, hoewel we wel argumenten kunnen geven die bij de medemens kunnen aanslaan. Ons moreel besef is dus niet individueel, er is consensus mogelijk. Er is ook voortschrijdend inzicht mogelijk (slavernij, meeroken), en hoogstaande morele waarden (Jezus) worden erkend door mensen die voor hun confrontatie daarmee lagere waarden hadden. Menig overwonnen vijand die tot zijn verbazing niet werd afgemaakt maar verzorgd heeft de ethische hoogheid hiervan erkend, en zelf later in een ongekeerde situatie ook toegepast. Dit wijst er op dat ethiek niet willekeurig is, maar een objectieve status buiten ons heeft. (In het algemeen wordt een morele regel eerder erkend door wie er van profiteren; zo is de regel dat een heerser zijn onderdanen niet mag uitbuiten nagenoeg algemeen erkend, omdat nagenoeg iedereen onderdaan, en geen heerser is.)

Naast de moraal staat het moreel, dat is de mate waarin de moraal meespeelt bij beslissingen. Iemand met een hoog moreel zal derhalve doen wat hij moreel juist vindt, terwijl iemand met een laag moreel zaken als gemak of genot voorrang geeft op morele overwegingen. Politiek cynisme (Macchiavellisme) is een voorbeeld van lage moraal.

Ethiek gaat boven recht: een wet kan immoreel, of ethisch juist handelen illegaal zijn; in dat geval is het juiste gedrag het door de ethiek, niet het door de wet voorgeschreven.

Overal en altijd hebben profeten een god erkend als bron van de ethiek, en een zuiverder leer gepropageerd in naam van een (soms nieuwe) god.

Nu is ethiek niet relatief.

Wie de rede aanvaardt accepteert daarmee ook een absolute ethiek, want rede behelst de plicht een bepaalde conclusie aan te nemen als aan zekere premissen voldaan is. Wie de premissen wel gelooft, maar de conclusie niet is niet redelijk.

Tegenwerping (Ethiek onformaliseerbaar):
Het is onwaarschijnlijk dat ethiek objectief bestaat. Aristoteles poogde de logica en de ethica te formaliseren, en slaagde daarin voor de logica. De ethica is 2500 jaar later nog steeds niet geformaliseerd.
Antwoord:
In het geval van de ethica komt dat doordat ons egoïsme de conclusies van de ethiek ontkent. Wij willen niet schuldig zijn als we een hongerende medemens niet helpen, en dus wijzen we een formalisering af die die schuld onomstotelijk laat volgen.
Tegenwerping (Geloof nuttig, niet waar):
Godsdienst is ethisch nuttig, want het houdt mensen in het rechte spoor. Het is echter niet waar.
Antwoord:
Dus het propageren van een leugen is ethisch nuttig?
((Nog te doen.))

Ethiek vooronderstelt wilsvrijheid. Verantwoordelijkheid vooronderstelt iemand tegenover wie zich te verantwoorden. In de praktijk veronderstelt de ethiek ook het bestaan van andere geesten, bijvoorbeeld bij een verbod op pijnigen.

Wij geloven in een „wet van behoud van rechtvaardigheid”: hoogmoed komt voor de val; wie lijdt zal vertroost worden; al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel; boontje komt om zijn loontje; en zo voort. (Ethisch denken geeft slechts „Hoogmoed behoort voor de val te komen”, en zo voort.) Evenals bij ons geloof in inductie zijn we niet zeker van de vorm van dit behoud, maar het bestaan ervan is voor ons natuurlijk. Hiermee samen hangt ons geloof in een leven na de dood — dat ook vele vormen kan aannemen, van het leven in een schimmenrijk tot zielsverhuizing en reïncarnatie. Zoals steeds is de psychologische ondersteuning van onze a-priorikennis uiterst feilbaar.

Hiermee is ook verwant onze wonderlijke tijdelijkheid. Wij hopen dat waardevolle dingen, schoonheid, waarheid, niet verloren gaan (of weer terugkomen uit hun verlorenheid), maar niet dat ze in het verleden al bestaan hebben. ((Natuurlijk kunnen we wel willen dat anderen in het verleden al bepaalde voordelen genoten hadden: „Ware er maar een pestvaccin geweest in de Middeleeuwen”. Dit wordt in het Nederlands uitgedrukt door de verleden tijd van de gebiedende wijs)) Evenzo is straf (lijden) vóór de misdaad geen manier om de wet van behoud van rechtvaardigheid recht te doen: zulk lijden vraagt vertroosting naderhand, geen misdaad. Ook hier is een leven na de dood natuurlijk.

Ethiek → zonde → schuld;. Ethiek komt in stappen: er is plicht, er is tekortschieten, er is schuld(igheid), er is genoegdoening → vergeving. Hierop is bijvoorbeeld het recht, maar ook de economie gebaseerd.

Subjectieve vs. objectieve zonde.

Als een wereldbeeld mij geen vertrouwen in een absolute ethiek geeft, maar ik heb dat vertrouwen wel (zoals kan blijken uit mijn bereidheid anderen te straffen of te belonen), dan is dat niet mijn wereldbeeld, ook al meen ik wellicht van wel. In werkelijkheid hang ik dan een ander wereldbeeld aan, dat mij dat vertrouwen wel geeft, ook al meen ik (door zelfmisleiding) van niet.

Waarde-ethiek versus plichtsethiek (en nog andere vormen).

Ook Ludwig Josef Johann Wittgenstein doorzag dat ethiek noodzakelijkerwijs transcendent is: Tractatus logico-philosophicus 6.421.

Ethiek is uiteindelijk gebaseerd op de notie dat mensen waarde hebben. Is de ethiek objectief, dan ook die waarde. Een houdbaar wereldbeeld dient dat te verklaren, of op zijn minst niet uit te sluiten. En morele voorschriften vereisen een morele voorschrijver.