Zijn ethische maatstaven relatief?
Er is een enorme variatie in ethische principes van verschillende culturen, maar er is ook een gemeenschappelijke basis. Zo wordt exploitatie door machthebbers universeel veroordeeld, en onafhankelijkheid van arbiters algemeen als goed gezien.
- Tegenwerping (Relatiefꜛ):
- Een betrekkelijkeꜛ moraal is beter, want die leidt tot tolerantie. Mensen die absoluut overtuigd zijn van hun eigen morele gelijk zijn vaak intolerant, en onderdrukken anderen (Joden, homosexuelen).
- Antwoord:
- Eh, beter volgens welke maatstaf? Misschien heb ik wel een morele overtuiging waarin tolerantie negatief is, en wie ben jij dan om te zeggen dat jouw maatstaf beter is dan de mijne? Als ik tolerantie slecht vind, dan is voor mij tolerantie slecht.
- Dat kun je toch alleen door je te beroepen op een overkoepelend, absoluut principe. En op grond van dat principe stoppen we wel mensen in de gevangenis — hoe is dat te verdedigen als we onze eigen ethiek relatief vinden?
- Tegenwerping (Tolerantieꜛ):
- Dat is een parodie van relatieve ethiek. Relatieve ethiek kent één absolute regelꜛ, namelijk dat het de ethiek van een ander niet mag veroordelen.
- Antwoord:
- Dan is relatieve ethiek niet tolerant, want het kan Hitler, of een aborteur niet veroordelen, en is dus intolerant jegens Joden of ongeboren kinderen. Sterker nog, het kan niets van een ander veroordelen, en is dus in het geheel geen intermenselijke ethiek. (Het kan wel geschikt zijn als persoonlijke ethiek, maar dan is het niet meer relatief, bij gebrek aan „ander”.) En moet relatieve ethiek andermans absolute ethiek erkennen, inclusief de veroordeling van de eigen relatieve ethiek daarin? Of legt het die tolerantie-eis ook op aan alle anderen?
- Tegenwerping (Overtuigenꜛ):
- We kunnen enkel proberen de ander te overtuigen.
- Antwoord:
- Waarom overtuigen? Waarom niet afmaken? En als er dan overtuigd moet worden, met welke argumenten? Als er argumenten zijn betekent dat een absolute basis, en dus een uiteindelijk niet relatieve ethiek.
((Nog te doen.))
- Relatief posterieur aan absoluut → tegenspraak (ik moet jouw ethiek erkennen).
- Relatieve ethiek is leeg: het eist of verbiedt niets. Er is geen tussenstap tussen absolute ethiek en geen ethiek, ethisch nihilisme. Wel kunnen sommige keuzen ethisch indifferent zijn, zodat wij daar onze voorkeur kunnen laten gelden, maar dat kan dan juist doordat die keuze geen ethische lading heeft.
- Een „moreel kompas” werkt bij de gratie van het feit dat het onafhankelijk van ons werkt. Een getekend kompas, waarvan de wijzer met ons meedraait, heeft geen waarde. Wil een norm niet arbitrair zijn, dan moet hij een externe bron hebben.
- Ethica maakt net als fysica deel uit van de externe wereld, en is dus extrasubjectief ⇒ objectief in Gods gedachten.
- Er bestaat geen relatieve ethiek; wel bestaan situatiegevoelige regels, inclusief gevoeligheid voor gebrekkige ethische kennis.
- „Als zede relatief is is alles geoorloofd — maar de stelling dat alles geoorloofd is is een absolute zedelijke stelling!” Deze drogreden ergens weerleggen.
- Tegenwerping (Geen vooruitgangꜛ in moraliteit):
- De bewering dat het Christendom een morele vooruitgang teweeg heeft gebracht is onjuist — een geval van de drogreden der heiligenschijn. Er is inderdaad een verandering in mores geweest, maar die mogen we niet als vooruitgang duiden. Mensen vinden in het algemeen dat ze een groter gevoel voor humor hebben dan anderen. Hoe komt dat? Simpel: zij vinden alle goede humor grappig, alle flauwe humor flauw, alle grove humor grof, en zo voort — doordat zij hun eigen maatstaf zijn. Anderen lachen om flauwe grappen, of juist niet om goede grappen — volgens hun maatstaven.
- Zo zijn ook de mores steeds meer in overeenstemming met de Christelijke waarden gebracht. Geen wonder dat Christenen dat vooruitgang noemen. In een geschiedenis met veranderende zedelijke waarden vindt iedereen die de huidige waarden aanhangt dat er sprake is van morele vooruitgang.
- Antwoord:
- ((Te doen.))