Sjeoolꜛ
- Genesis 37:5
- Genesis 42:38
- Genesis 44:29
- Genesis 44:31
- Numeri 16:30
- Numeri 16:33
- Deuteronomium 32:22
- 1 Samuël 2:6
- 1 Samuël 22:6
- 1 Koningen 2:6
- 1 Koningen 2:9
- Job 7:9
- Job 11:8
- Job 14:13
- Job 17:13
- Job 17:16
- Job 21:13
- Job 24:19
- Job 26:6
- Psalmen 6:6
- Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zou U loven in het dodenrijk?
- Psalmen 9:18
- De goddelozen keren om naar het dodenrijk, al de volken die God vergeten.
- Psalmen 16:10
- want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien.
- Psalmen 18:6
- banden van het dodenrijk hadden mij omgeven, valstrikken van de dood lagen op mijn weg.
- (In sterke parallellie met vers 5.)
- Psalmen 30:4
- Here, Gij deedt mij opkomen uit het dodenrijk, Gij hebt mij leven gegeven zodat ik niet in de groeve nederdaalde.
- Psalmen 31:18
- Here, laat mij niet beschaamd worden, want U roep ik aan; laten de goddelozen beschaamd worden, tot zwijgen gebracht in het dodenrijk.
- Psalmen 49:15-16
- Als schapen zinken zij in het dodenrijk, de dood weidt hen; de oprechten heersen over hen in de morgenstond; hun gedaante moet in het dodenrijk vergaan, zodat zij geen woning meer heeft.
- Maar God zal mijn leven verlossen uit de macht van het dodenrijk, want Hij zal mij opnemen. Sela
- Psalmen 55:16
- De dood overvalle hen, laten zij levend in het dodenrijk neerdalen; want boosheid is in hun woning, in hun binnenste.
- Psalmen 86:13
- want uw goedertierenheid is groot jegens mij, Gij toch hebt mijn ziel gered uit het zeer diepe dodenrijk.
- Psalmen 88:4
- want mijn ziel is verzadigd van rampen, mijn leven is het dodenrijk nabij.
- Psalmen 89:49
- Welke mens leeft er, die de dood niet zien zal, die zijn ziel zal redden uit de macht van het dodenrijk? Sela
- Psalmen 116:3
- Banden van de dood hadden mij omvangen, angsten van het dodenrijk hadden mij aangegrepen, ik ondervond benauwdheid en smart.
- Psalmen 139:8
- Steeg ik ten hemel; Gij zijt daar. Of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde; Gij zijt er;
- Psalmen 141:7
- Zoals men de aarde doorploegt en openscheurt, zo liggen onze beenderen verstrooid aan de mond van het dodenrijk.
- Spreuken 1:12
- Spreuken 5:5
- Spreuken 7:27
- Spreuken 9:18
- Spreuken 15:11
- Spreuken 15:24
- Spreuken 23:14
- Spreuken 27:10
- Spreuken 30:16
- Prediker 9:10
- Hooglied 8:6
- Jesaja 5:14
- Jesaja 7:11
- Jesaja 14:9
- Jesaja 14:11
- Jesaja 14:15
- Jesaja 28:15
- Jesaja 28:18
- Jesaja 38:10
- Jesaja 38:18
- Jesaja 57:9
- Ezechiël 31:15-17
- Ezechiël 32:21
- Ezechiël 32:27
- Hosea 13:14
- Amos 9:2
- Jona 2:2
- Habakuk 2:5
(Vergelijk ook bor (953) — groeve; qeber (6913) — graf, en meer verwijderd moeth (4191) — dood.)