Dit klopt niet. Zelfs als wij maximaal, totaal, schuldig zijn is onze schuld nooit groter dan wijzelf zijn. Wijzelf zijn eindig, dus onze schuld ook.
Antwoord:
Die gedachte berust op een denkfout. De grootte van een schuld hangt niet af van het subject, maar van het object. Hoe arm ik ook ben, als ik een onschatbare Ming-vaas breek is mijn schuld zo groot als de waarde van die vaas. Als ik door te zondigen Gods eer aantast, is mijn schuld dus zo groot als de waarde van Gods eer — en die is oneindig.
Maar in dat geval klopt het ook niet, want wij kunnen God slechts meten „van onder af gezien”, dus te klein. Onze schuld jegens Hem is altijd groter.
Antwoord:
Wij hebben Gods eer aangetast, en die eer had Hij bij ons, dus „van onder af”. De maat is dus precies juist. Dit alles is overigens vrij speculatief; wat er buiten de schepping gespeeld heeft is voor ons onzichtbaar. Zo weten wij niet eens of het begrip „schuld” daar wel betekenis heeft, noch of maten en hoeveelheden daar bestaan.