Kalam-bewijzenꜛ
Deze argumenten, genoemd naar de Islamitische wijsgerige traditie waarbinnen ze ontstonden, redeneren langs de lijn:
- Ex nihilo nihilꜛ: alles wat een begin heeft heeft een externe oorzaak.
- Het heelal heeft een begin.
- Derhalve heeft het heelal een externe oorzaak (die we God noemen).
Voor stap één zijn dan verschillende argumenten aan te voeren.
- Het bestaan van het heelal is contingent, dus er was een oorzaak nodig om de keuze te maken.
- Die oorzaak kan niet intern zijn. Er zijn geen (eventueel nog onontdekte) natuurwetten die dit ontstaan zouden kunnen verklaren, want de natuurwetten ontstonden toen of later. Evenzo voor eventuele immanente bovennatuurlijke machten.
- Tegenwerping (Creatio ex nihilo weerlegt schepperꜛ
- Als God de wereld heeft geschapen is die wereld niet uit het niets geschapen.
- Antwoord:
- Neen, dit strijdt niet met de creatio ex nihilo, de leer dat God het heelal uit niets heeft geschapen.
Evenzo voor stap twee.
Doordenken van de conclusie kan dan leiden tot erkenning van verschillende eigenschappen van God als iets wat het heelal kan veroorzaken. Als een oneindige regressie van oorzaken onmogelijk is, is die eerste oorzaak zelf onveroorzaakt; de oorzaak van tijd, ruimte, energie en materie moet transcendent zijn aan deze zaken, en zo voort. Dit levert een noodzakelijk atemporele, aspatiële, amateriële, en causaal efficiënte oorzaak op.
- Tijdloos, Ruimteloos, Stofloos
- Want stof (materie en energie), ruimte en tijd werden tezamen geschapen — Albert Einstein stelde vast dat de drie enkel tezamen bestaan.
- Geest
- De enige tijd- ruimte- en stofloze zaken zijn geesten en abstracta. Abstracta zijn niet werkzaam — de stelling van Pythagorasꜛ schept niet —, dus blijft een geest over. Dit is zwak, want onze kennis van tijd- ruimte- en stofloze zaken hoeft niet compleet te zijn. Wellicht zijn er nog andere mogelijkheden.
- Onveroorzaakt
- Ockham's scheermes eist dat we geen verdere regressie aannemen. Ook dit is zwak; wel mogen we het wijsgerig argument tegen een actueel oneindig weer gebruiken om geen oneindige regressie aan te nemen. Uiteindelijk moet er dus een onveroorzaakte oorzaak zijn. Als we „veroorzaken”ꜛ subtiel zó definiëren dat het resultaat stoffelijk moet zijn is die oorzaak trivialiter onveroorzaakt.
- Almachtig
- ‥of op zijn minst allemachtig machtig, want machtig genoeg het hele heelal te scheppen. (Uit het anthropisch argument volgt dan „gericht op bewust leven”, met wat daar weer uit volgt, en zo voort.)
- Persoonlijk
- De gezochte oorzaak is indeterministisch, want anders was het heelal van eeuwigheid geschapen. Vanuit het dubbele feit van indeterminisme en het feit dat geesten de enige causaal efficiënte abstracta zijn, en de drie a's abstractheid impliceren, kan dan persoonlijkheidꜛ afgeleid worden. Gegeven tijd kan indeterminisme bestaan, zie radioactief verval. Het „van eeuwigheid geschapen” lijkt tijd binnen het heelal te verwarren met de „tijd” van het scheppen (die niet bestaat).
- Tegenwerping (Tijdloze materie weerlegt Kalamꜛ):
- Een buitenuniversele tijdloze maar spatiële materie zou kunnen voldoen. Zelfs een tijd die los staat van de onze is mogelijk: wij kunnen dromen.
- Antwoord:
- Albert Einsteinsꜛ relativiteitstheorieꜛ stelt dat ruimte, tijd en materie/energie enkel tezamen kunnen ontstaan. Het is dus onmogelijk dat één er van uit de andere is ontstaan.
- ((Verder te doen. Niet onze materie, maar onze geest droomt, en een transcendente tijd strijdt niet met het Christelijk geloof.))
((Te doen.))
„Uit een eeuwige oorzaak volgt een effect een eindige tijd geleden, dus gedurende een eeuwigheid was die oorzaak er zonder het effect, en toen opeens met effect — die oorzaak was dus geen blinde oorzaak, maar één die een vrije persoonlijke keuze maakte (agentoorzaak).” Dit berust op een denkfout: „eeuwig” hier betekent niet „een eindeloze tijd durend”, maar „geen tijdsaspect hebbend” — op zijn minst „vrij van ons soort tijd”. Deze fout in het denken over God wordt veel gemaakt in Christelijke en Islamitische kringen.
- Tegenwerping (Dubbelzinnig beginꜛ):
- Premisse 1 spreekt over iets dat op tijdstip t₁ niet, en op tijdstip t₂ > t₁ wel bestaat. Premisse 2 daarentegen omvat het ontstaan van de tijd zelf: er is geen t₁ vóór het bestaan van het heelal.
- Antwoord:
- ((Te doen. Iets begint als er een tijdstip t en een positief getal x zijn zodanig dat het bestaat op t, maar er geen t-x is waarop het bestaat. Aan die eis is voldaan.))
Onder de A-theorie van tijd is het voortgaan van de tijd zelf niet verklaard. Een transcendente geest voor wie de wereld B-theorie is kan zo'n verklaring leveren.