God

De solipse is god — hij is de enige, de schepper, de onfeilbare, de almachtige (zo niet, dan is er sprake van moeitevol solipsisme).

Alle eventuele andere bovennatuurlijke wezens in de wereld zijn verzinsels van mijzelf.

(Een onterecht geloof in solipsisme is gelijk aan godswaan.)

((Toevoegen: het één en ander over de aard van transcendentie.))

Het volgende argument is geen tegenwerping, want (indien correct) zou het terecht het solipsisme weerleggen.

„Als ik meen dat er een wereld buiten mij bestaat is het solipsisme al onwaar, want een transcendente geest is onfeilbaar met betrekking tot zijn dromen, dus als de buitenwereld een droom van mij was zou ik dat ook geloven.”

Dit is onjuist — wij kunnen ook dromen en menen dat wat wij dromen de werkelijkheid op ons niveau is. Transcendente onfeilbaarheid houdt in dat wat wij over feiten binnen onze droom menen ook de waarheid is. Deze fout is verwant aan de transcendente drogreden.

Een solipse kan zijn wereld geen God (anders dan hemzelf) geven, want een eventuele God is transcendent aan de gedroomde wereld. Hij kan zijn wereld wel een ten onrechte verzonnen god geven: een solipse die transcendentist is heeft simpelweg ongelijk.