Natuurwettenꜛ
De Scholastiek maakte een onderscheid tussen regelsꜛ en wetten. Zij onderkenden drie toestanden:
- Wanordeꜛ
- Daarin is geen organisatie te ontdekken.
- Regelmaatꜛ
- Daar heersen tendensen, maar niet absoluut. Die tendensen zijn beschrijfbaar als regels, die aangeven wat er „in de regel” gebeurt. Soms worden die regels niet gevolgd.
- Wettigheidꜛ
- Daar heerst stricte, uitzonderingloze orde, beschrijfbaar als wetten.
Het verschil tussen een regel en een wet is derhalve dat een regel uitzonderingen kent, en een wet niet. De uitzondering bevestigt de regel — laat zien dat er wel regelmaat is (in chaos is geen enkele situatie uitzonderlijk), maar geen wettigheid (waar geen uitzonderingen bestaan).
De natuurwetten zijn een uitdrukking van de orde, de lage entropie, van het heelal. Die entropie is echter, hoewel onwaarschijnlijk laag, niet 0. We mogen dan ook verwachten dat de „natuurwetten” eerder natuurregelsꜛ zullen blijken, en (zeer zeldzame) uitzonderingen zullen kennen — op de manier waarop „kubieke centimeters heelal bevatten hooguit enkele elementaire deeltjes” zeldzame uitzonderingen kennen, waarvan onze aarde er één is.
- Causaliteitꜛ
- Natuurwetten zijn geen oorzaken! Natuurwetten beschrijven feitelijk waargenomen relaties, ook tussen oorzaken en gevolgen, maar de wetten zelf veroorzaken niets. Het zijn slechts formules, beschrijvingen van een werkelijkheid die onafhankelijk van die wetten handelt. Vergelijk het met het Centraal Bureau voor de Statistiek: dat beschrijft ook de werkelijkheid, en kan op een gegeven moment zien dat de levensverwachting toeneemt — maar die wetmatigheid veroorzaakt die toename niet! Veroorzaakt de wet van Mooreꜛ de groei in snelheid en complexiteit van computerchips? Daarom kan een natuurwet in laatste instantie ook nooit als verklaring (in de niet-informatiekundige betekenis) gelden. ((Irreducibiliteit: Uit een descriptieꜛ, een beschrijvingꜛ, kan nooit een prescriptieꜛ, een voorschrijvingꜛ, afgeleid worden.
- Natuurwetten zijn beschrijvende, descriptieve, regels; zij schrijven niet voor — die idee komt door ongelukkig woordgebruik, doordat „wet” ook in legale zin gebruikt wordt, en wel voor voorschrijvende, prescriptieve, regels.
- Uit een natuurwet kan ook nooit afgeleid worden wat mogelijk is en wat niet — de wet beschrijft slechts regelmaat in wat waargenomen is. Middels inductie kunnen we pogen daaruit een verwachting (nooit een zekerheid) omtrent niet-waargenomen zaken af te leiden.
- Natuurwetten zijn beschrijvende, descriptieve, regels; zij schrijven niet voor — die idee komt door ongelukkig woordgebruik, doordat „wet” ook in legale zin gebruikt wordt, en wel voor voorschrijvende, prescriptieve, regels.
- Systeemꜛ
- Natuurwetten gelden enkel in een gesloten systeemꜛ. In een open systeemꜛ kunnen externe invloeden de uitkomst veranderen.
- Clive Staples Lewisꜛ over wonderen: Als ik in de avond £100 plus £100 in de kast leg, dan ligt daar £200 — dat is een wiskundige wet. Als er de volgende ochtend £50 blijkt te liggen, dan zijn niet de wetten van de wiskunde geschonden, maar de wetten van Engeland — diefstal. De natuurwetten zijn geldig als altijd, maar het systeem was niet gesloten.
- Behoudswettenꜛ
- ((Te doen: behoudswetten volgen uit perspectiefonafhankelijkheidꜛ
- Vaak ontstaan betere modellen door meer van een systeem te erkennen en te incorporeren — als het ons gelukt alles te omvatten hebben we een gesloten systeem. Behoudswetten helpen ons uitbreidingen van ons systeem te vinden.
- Energie leek niet constant, totdat potentiële energie werd erkend en meegeteld. Later werd ook massa meegeteld (E=mc²). Men kan de behoudswet opgeven als ze niet lijkt te gelden, of zoeken naar aspecten die meegeteld moeten worden om haar te laten gelden. Apologetisch is dit van belang voor behoud van rechtvaardigheid, voor het verklaren van wonderen, en zo voort.
- Vaak ontstaan betere modellen door meer van een systeem te erkennen en te incorporeren — als het ons gelukt alles te omvatten hebben we een gesloten systeem. Behoudswetten helpen ons uitbreidingen van ons systeem te vinden.
((Te doen.))
„En God zei” wijst op een externe invloed van God in de wereld — een ingrijpen, en wel voornamelijk door informatieꜛ. Zie Natuurwetenschappen.
- Tegenwerping (Onbreekbare natuurwettenꜛ):
- Natuurwetten zijn onbreekbaar, dus wonderen zijn onmogelijk.
- Antwoord:
- Allereerst: inductie kan nooit aantonen dat iets een wet is, en geen regel.
- Ten tweede: natuurwetten zijn beschrijvend, niet voorschrijvend.
- Het gevoel dat ze voorschrijvend zijn is overigens eenvoudig te verklaren: wij hebben volgens veel deskundigen een hyperactieve agentuurdetectorꜛ, die ons waar ook maar iets bijzonders gebeurt een intentioneel wezen doet vinden. De strenge regelmaat van veel natuurverschijnselen zal die detector prikkelen, met als gevolg dat wij natuurwetten tot intentionele wezens maken, die de natuur dwingen zich zo te gedragen. Dit leidt tot de overtuiging dat die regels onverbiddelijk zijn.
- Ten tweede: natuurwetten zijn beschrijvend, niet voorschrijvend.
- Tegenwerping (God als verklaringꜛ):
- Vroeger werden natuurverschijnselenꜛ noodzakelijkerwijs verklaard uit God of goden. Later werden de natuurwetten ontdekt, en bleven voor God alleen de wonderenꜛ (onbegrepen gebeurtenissenꜛ die tegen die wetten ingingen) over. Inmiddels geloven we ook niet meer in wonderen, en dus is God niet meer nodig — de wetenschapꜛ volstaat.
- Antwoord:
- Het is natuurlijk zonder meer waar dat mensen vaak genoegen hebben genomen (en nog steeds nemen) met mythologische verklaringen van verschijnselen.
- Als God wel nodig is om wonderen in deze betekenis te verklaren maar verder niet is er wat vreemds aan de hand, want het enige verschil tussen een wonder en natuurlijk gedrag is de herhaling van het laatste. Hoe kan een verklaring die nodig is als iets éénmaal gebeurt opeens overbodig zijn als het meer dan eens gebeurt?
- Een voorbeeld: stel dat de natuurwet zegt dat stenen omlaag vallen, en het wonder is dat een steen een keer omhoog is gevallen. Hoe zou het feit dat stenen altijd omlaagvallen (in de richting van een andere massa), en dat we zelfs kunnen voorspellen hoe sterk die massa aan die steen trekt, zonder verklaring kunnen, als het feit dat een steen ook maar één keer omhoog is gevallen al zo'n verklaring van node heeft? Mij dunkt eerder dat hoe nauwkeuriger het verschijnsel beschrijfbaar en voorspelbaar is, des te sterker is een verklaring nodig. De willekeurige quantumsprongen van elementaire deeltjes kunnen onverklaard blijven, maar hun kansverdeling, en de wetten van de grote aantallen, vergen een verklaring.
- Ludwig Josef Johann Wittgensteinꜛ schrijft dat het een modern bijgeloof is dat natuurwetten de natuurverschijnselen verklaren, waar zij enkel structuurregelmatigheden beschrijven. Die regelmatigheden verklaren noch de dingen die gebeuren, noch zichzelf. Daarmee zijn er nu dus twee zaken die verklaring behoeven: het feit dat bepaalde zaken bestaan en gebeuren, en de regelmaat daarin.
- Evenzo weerlegt het grote aantal diep-religieuze geleerden de tegenwerping „van buiten af”. Veel van hen, en ook Albert Einsteinꜛ, hoewel die bepaald geen Christen was, zien juist in die regelmaat een bewijs van een Goddelijke oorsprong van het heelal.
- Als God wel nodig is om wonderen in deze betekenis te verklaren maar verder niet is er wat vreemds aan de hand, want het enige verschil tussen een wonder en natuurlijk gedrag is de herhaling van het laatste. Hoe kan een verklaring die nodig is als iets éénmaal gebeurt opeens overbodig zijn als het meer dan eens gebeurt?
Beschrijvende wettenꜛ zijn onze benaderingen van onderliggende voorschrijvende wettenꜛ. Een prescriptieve wetꜛ kan ontstaan door andere wetten (vloeistoffen hebben een spiegel doordat moleculen zich in zwaartekracht op een bepaalde wijze gedragen), maar uiteindelijk loopt dat pad dood — en zowel de descriptieve wetꜛ die dat moleculaire gedrag beschrijft als de wet die macrogedrag uit microgedrag laat volgen zijn ook maar onze benaderingen, en niet absoluut. Een prescriptieve uitzondering is altijd mogelijk, en door ons niet natuurwetenschappelijk te voorzien.
((Te doen.))
Als je alle aannamen expliciet maakt worden „wetenschappelijke” uitspraken over wonderen tautologisch: „als wonderen onmogelijk zijn zijn ze onmogelijk”. De natuurwetenschap beschrijft het herhaalbare. Slechte natuurwetenschap wil het resultaat vervolgens opleggen aan het onherhaalbare, de aanname „als het wetmatig is” wegmoffelend.
De normale wetenschappelijke reactie op schijnbare inbreuken op wetmatigheid is zoeken naar interferentie van buiten het systeem. Toen de kosmische achtergrondstralingꜛ onverwacht ontdekt werd was de eerste veronderstelling dat wellicht in de telescoop nestelende duiven de ruis veroorzaakten. Pas als aanwijzingen dat het systeem op relevante wijze open is ontbreken wordt gezocht naar wijzen waarop de waarnemingen in de theorie ingebed kunnen worden.