Bijna-eenvoudꜛ
Onze leefwereld is als het ware met opzet informatiearm gehouden, zodat wij haar met ons beperkt verstand kunnen doorgronden.
- Eindigheid
- We leven „binnen de limiet”.
- Logica
- Paradoxen zijn zeldzaam.
- Elementaire logicaꜛ is zó eenvoudig, dat zuigelingen die kunnen vatten (of intuïtief benaderen) en gebruiken om de wereld te begrijpen. Zonder die beginstap was geen begrijpen van de wereld mogelijk geweest.
- Wiskunde
- We weten dat het heelal zowel als de wiskunde in hoge mate chaotisch is, maar toch hebben we duizenden jaren lang kunnen leren van de ordelijke delen zonder van die chaosꜛ zelfs maar een vermoeden te hebben. De gehele klassieke wis- en natuurkunde hebben we kunnen opbouwen, hoewel beide naar nu blijkt maar een miniem deel van de werkelijkheid beschrijven.
- Natuurkunde
- Hiermee hangt samen het bestaan van het begrip „benaderbaarheid”ꜛ — het gegeven dat wetten die feitelijk onjuist zijn toch „goed genoeg” kunnen zijn.
- Quantaꜛ
- We leven op macroschaal, waar de informatie van elementaire deeltjes tot nagenoeg-determinisme leidt. Op quantenniveau is de informatie te hoog, maar twee mysterieuze wetten van de grote aantallen verhelpen dat probleem op ons niveau. Als wij het formaat van kleine insecten zouden hebben gehad zou onze wereld wellicht al te indeterministisch zijn geweest om wetten te kunnen ontdekken.
- Relativiteitꜛ
- De lichtsnelheidꜛ is „bijna oneindig”, zodat de relativistische mechanica bijna Newtons is. Als onze snelheden dichter bij de lichtsnelheid hadden gelegen waren de betrekkingen veel complexer, en tijdsplanning nagenoeg onmogelijk geweest. Het is onwaarschijnlijk dat we dan de stap naar begrip van tijd hadden kunnen maken.
- En al hadden we tot elementair inzicht in de wereld kunnen komen, zaken als het berekenen van de voor een tocht benodigde brandstof/energie was dan een niet-lineair probleem geweest. Snelle computers zouden extreem kleine circuits benodigen, en communicatie over grotere afstanden zou onvermijdelijk traag zijn.
- Isoleerbaarheidꜛ
- Experimenten zijn mogelijk en zinvol, ook al werkt ieder deeltje op ieder ander deeltje in, doordat de inwerking van de meeste deeltjes verwaarloosbaar klein is, en een opstelling kan worden gemaakt (lokaliteitꜛ waarin precies bepaalde deeltjes als enige wèl een potentieel grote invloed zullen hebben. Arthur James Balfourꜛ noemde dit het „verwaarloosbaarheidsbeginselꜛ.
- Behoudswettenꜛ
- Zeer abstracte zaken worden behouden, zoals massa/energie, maar de algemeen ervaren zaken (massaꜛ en energieꜛ afzonderlijk) blijven bijna behouden, doordat situaties waarin meer dan een onmerkbaar kleine fractie van het één in het ander overgaat in de dagelijkse praktijk niet voorkomen.
- Cosmologie
- Ons zonnestelsel is spaarzaam bevolkt, zodat Isaac Newtonꜛ zijn algemene zwaartekrachtwetꜛ kon ontdekken.
- De gladheid van het heelal maakt sterrenkunde mogelijk — in een ruwer heelal zou geen gemiddelde vastgesteld hebben kunnen worden.
- Als onze planeet de enige was geweest waren er geen planeetbanen geweest om waar te nemen; als het aantal satellieten te groot was geweest zouden de banen door onderlinge beïnvloeding te onregelmatig zijn geweest; als de satellieten zelf te groot waren geweest had de zon (of voor de maan de aarde) niet „stil gestaan” als brandpunt van de baanellips — in al die gevallen zouden we wellicht onmogelijk achter de natuurwetten hebben kunnen komen. Maar ook omgekeerd: als ons zonnestelsel slechts de zon en de aarde had gekend was het ontdekken van de zwaartekracht onmogelijk geweest. ((Het zonnestelsel is chaotisch, en bevindt zich momenteel „toevallig” in een constellatie waar de planeten elkaar weinig beïnvloeden. Binnen een op kosmische schaal korte tijd zal dit niet meer het geval zijn, en ook „kort” geleden was dit niet zo.
- Als de aarde geen, of slechts een kleine maanꜛ had gehad zou er geen indicatie zijn dat de planeten effect op de aarde kunnen hebben. Het bestaan van getijdenꜛ heeft Newton geholpen zijn gravitatietheorieꜛ te vormen. Als de maan te groot was geweest zou de baan van de aarde zozeer beïnvloed zijn dat de sterren en planeten geen schijnbaar perfecte banen meer trokken. De banen der hemellichamen zijn circulair genoeg om de hoop op correcte beschrijving, en daarna voldoende afwijkend om ontevredenheid met de naïeve beschrijving te wekken.
- Als de aarde ringen had gehad, zoals Saturnus en andere planeten, zou dit ten koste zijn gegaan van sterrenkunde en ruimtevaart. Het heelal zou moeilijk waarneembaar zijn geweest, zowel doordat de ringen het zicht zouden belemmeren als door het extra licht van de ringen; raketten zouden door de ringen beschadigd worden, en de evenaar zou niet beschikbaar zijn voor geostationaire satellieten.
- In principe beïnvloedt ieder deeltje ieder ander; slechts in een situatie waarin nagenoeg al die beïnvloeding te verwaarlozen is kan bekeken worden welke vorm die beïnvloeding werkt. Stel dat krachten niet afnamen met de afstand: dan zou iedere ster meedoen aan het bewegen van de planeten, en zouden de onderliggende wetten onontdekbaar zijn.
- De gladheid van het heelal maakt sterrenkunde mogelijk — in een ruwer heelal zou geen gemiddelde vastgesteld hebben kunnen worden.
- Aardkunde
- Onze aarde is groot genoeg om ons het begrip „plat vlak”ꜛ te suggereren, hetgeen Euclidesꜛ bracht tot de ontwikkeling van zijn Euclidische meetkundeꜛ van, met haar roemruchte parallellenaxiomaꜛ.
- Biologie
- Onze zintuigen zijn bijna betrouwbaar, zodat we het begrip zinsbegoocheling kunnen kennen.
- Semantiek
- Boodschappen dragen op bijna eenvoudige wijze een betekenis (terwijl de moeilijkheden, eenmaal ontdekt, formidabel blijken).
Met andere woorden: hoewel de toereikende grondꜛ van zaken in het algemeen voor ons niet ontdekbaar is, kan het beginsel van toereikende grondꜛ nou juist wel in ons leefdomein ontdekt worden. Steeds zien we dat ons eerst voldoende regelmaat wordt aangeboden om begrip te kunnen vormen, en vervolgens genoeg uitzonderingsmateriaal om dat begrip te kunnen verdiepen.
Zelfs in Gods Zelfopenbaring geldt dit principe:
- Godsleer
- We ervaren genoeg regelmaat om de natuurwetten te kunnen leren, en krijgen vervolgens wonderen aangeboden om dieper te kunnen gaan. Zonder die eerste stap zouden die wonderen ons niets geleerd hebben.
- God onttrekt zich eerst aan dit universum (Hij is na Abrahamꜛ niet meer op bezoek gegaan), zodat we de vleeswordingꜛ kunnen begrijpen.
- Tegenwerping (Leefbaarheid vergt bijna-eenvoudꜛ):
- Dat komt doordat die bijna-eenvoud voor leefbaarheid nodig is. Een chaotisch zonnestelsel zou niet genoeg constantie hebben geleverd om evolutie mogelijk te maken. Zwakke anthropie verklaart dit dus. Evenzo zouden bewustzijn en intelligentie nooit ontstaan zijn in een wereld zonder die kenbaarheid.
- Antwoord:
- ((Te doen. Dat is het algemene antwoord op anthropie — er is geen speciale reden waardoor hier de elders gegeven antwoorden niet zouden gelden. Als het voorkomen van de anthropische situatie verklaard wordt — bij voorbeeld door een multiversum — vereist dat een contingente wiskunde, contingente wetten der grote aantallen, een contingente eindigheid, en zo voort.))