Het argument a fortiori

Een argument a fortiori gaat uit van de volgende redenering.

X is waar
Het bewijs voor Y is krachtiger dan het bewijs voor X
Dus Y is zeker waar.

Een a fortiori-argument bevat meestal een introductie en een rhetorische vraag.

2 Koningen 5:13
Toen traden echter zijn dienaren nader, spraken hem aan en zeiden: Mijn vader, had de profeet u iets moeilijks opgedragen, zoudt gij dat dan niet doen? Hoeveel te meer, nu hij tot u gezegd heeft: Baad u en gij zult rein worden?
1 Korinthiërs 6:1-3
Durft iemand uwer, wanneer hij iets heeft met een ander, recht zoeken bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen? Of weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En indien bij u het oordeel over de wereld berust, zijt gij dan onbevoegd voor de meest onbetekenende rechtspraak? Weet gij niet, dat wij over engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer dan over alledaagse dingen?
Hebreeën 2:2-4

Het bericht van Nathan aan David laat zien hoe het argument psychologisch werkt. De werking is hier versterkt doordat David ten tijde van zijn oordeel over de introductie niet weet wat het fortiori zal blijken te zijn.

2 Samuël 12:1-9
En de Here zond Natan tot David. Deze kwam bij hem en zeide tot hem: Er waren in een stad twee mannen; de een was rijk en de ander arm. De rijke had zeer veel schapen en runderen; de arme had niets, behalve één klein ooilam dat hij had gekocht en opgekweekt. Het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen; het at van zijn bete, dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot, het was hem als een dochter. Eens kreeg de rijke man bezoek; en hij kon er niet toe komen, een van zijn schapen of runderen te nemen en te bereiden voor de reiziger die bij hem was gekomen; dus nam hij het ooilam van de arme man en bereidde dat voor de man die bij hem gekomen was. Toen ontbrandde de toorn van David zeer tegen die man en hij zeide tot Natan: Zo waar de Here leeft: de man die dit gedaan heeft, is een kind des doods. En het ooilam, moet hij viervoudig vergoeden omdat hij dit gedaan heeft en geen medelijden had. Daarop sprak Natan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de Here, de God van Israël: Ik heb u gezalfd tot koning over Israël en u gered uit de macht van Saul. Ik heb u gegeven het huis van uw heer, en de vrouwen van uw heer in uw schoot. Ik heb u gegeven het huis van Israël en Juda. En indien dat te weinig geweest was, dan had Ik u nog wel meer gegeven. Waarom hebt gij het woord des Heren veracht, en gedaan wat kwaad is in zijn ogen? De Hethiet Uria hebt gij door het zwaard verslagen; zijn vrouw hebt gij u tot vrouw genomen, hemzelf hebt gij door het zwaard der Ammonieten gedood.

Een variant vinden we in Mattheüs 23:17, Mattheüs 23:19: hier hebben de tegenstanders de factor Y al ingebracht. Als klap op de vuurpijl geldt daarom niet de rhetorische vraag zelf, maar een toegevoegd inclusieargument (Mattheüs 23:20-21).

Bij een argument a fortiori moet de middelste term evident zijn — zo evident, dat ze met een rhetorische vraag kan worden geïntroduceerd. Vergelijk de volgende twee argumentaties.

Johannes 7:22-23
Daarom: Mozes heeft u de besnijdenis gegeven — niet, dat zij van Mozes komt maar van de vaderen — en gij besnijdt een mens op sabbat. Als een mens op sabbat de besnijdenis ontvangt, opdat de wet van Mozes niet verbroken worde, zijt gij dan op Mij vertoornd, omdat Ik op sabbat een gehele mens gezond gemaakt heb?
(De tussenterm, dat een gehele mens genezen meer is dan enkel de voorhuid besnijden, wordt als evident beschouwd.)
Mattheüs 12:5-6
Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat op de sabbat de priesters in de tempel de sabbat schenden zonder schuldig te zijn? Maar Ik zeg u: Meer dan de tempel is hier.
(Het idee is: ter wille van de tempel mag men de sabbat al schenden, laat staan ter wille van de Zoon des Mensen — maar dat Die meer is dan de tempel is bepaald niet onomstreden. Hier is dus geen sprake van een argument a fortiori.)
Zie ook
Mattheüs 12:42-43.