Engelen

Dit onderwerp is nog niet uitgewerkt.

Engelen zijn dienende geesten.

Psalmen 104:4
Hij maakt de winden tot zijn boden, laaiend vuur tot zijn dienaren.
Hebreeën 1:7
En van de engelen zegt Hij: Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam;
Hebreeën 1:14
Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beerven?

Een engel verschijnt in mannengedaante, en kan ook als ‚man’ aangeduid worden. Zo de engel (of Engel) die Jozua bijstaat.

Jozua 5:13-15
Het gebeurde nu, terwijl Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg. Zie, daar stond een man tegenover hem met een uitgetrokken zwaard in de hand. Jozua trad op hem toe en vroeg hem: Behoort gij tot ons of tot onze tegenstanders? Doch hij antwoordde: Neen, maar ik ben de vorst van het heer des Heren. Nu ben ik gekomen. Toen wierp Jozua zich op zijn aangezicht ter aarde, boog zich neer en zeide tot hem: Wat heeft mijn heer tot zijn knecht te zeggen? En de vorst van het heer des Heren zeide tot Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig. En Jozua deed dit.

De engel die Simson aankondigt.

Richteren 13:6
De vrouw nu kwam en zeide tot haar man: Een man Gods kwam bij mij,die er uitzag als een engel Gods, zeer vreselijk.

De engel Gabriël.

Daniël 8:15-16
Toen ik, Daniël, het gezicht zag en het trachtte te verstaan, zie, daar stond iemand voor mij, die er uitzag als een man, en ik hoorde een menselijke stem over de Ulai, welke zeide: Gabriël, doe deze het gezicht verstaan.
Daniël 9:21
terwijl ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer.
Lukas 1:19
En de engel antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabriël, die voor Gods aangezicht sta, en ik ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze blijmare te verkondigen.

De engelen bij het lege graf (hoewel hier ook sprake kan zijn van een engel die de steen wegrolt, een man bij het eerste bezoek, en twee engelen bij het tweede).

Mattheüs 28:2
En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel des Heren daalde uit de hemel neder en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette zich daarop.
Marcus 16:5
En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar.
Lukas 24:4
En het geschiedde, terwijl zij daarvoor in verlegenheid waren, dat, zie, twee mannen in een blinkend gewaad bij haar stonden.
Johannes 20:12
en zij zag twee engelen zitten, in witte klederen, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had.

De bezoeker van Cornelius.

Handelingen 10:3
Hij zag in een gezicht, omstreeks het negende uur van de dag, duidelijk een engel Gods bij zich binnenkomen en tot hem zeggen: Cornelius!
Handelingen 10:30-31
En Cornelius zeide: Juist voor vier dagen, van dit ogenblik af gerekend, was ik op het negende uur thuis in gebed; en zie, een man stond voor mij in een blinkend kleed, en hij zeide: Cornelius, uw gebed is verhoord en aan uw aalmoezen is voor God gedacht geworden.
Handelingen 11:13
en hij heeft ons medegedeeld, hoe hij een engel in zijn huis had zien staan die tot hem zeide: Zend iemand naar Joppe en nodig Simon uit, die bijgenaamd wordt Petrus;