Tongenspraak in de gemeente (Korinthe)

Blijkbaar was in de kosmopolitische gemeente te Korinthe de gewoonte ontstaan dat allerlei mensen in hun eigen taal spraken. Zij die van de Heilige Geest de gave hadden gekregen deze mensen in hun eigen taal te benaderen waren trots op hun gave, en anderen streefden ernaar dat ook te kunnen.

Nu waren er echter veel mensen die niet gestudeerd hadden, en dus al die vreemde talen niet kenden. (Het woord ‚toehoorder’ in 1 Korinthiërs 14:16 en 1 Korinthiërs 14:23-24 is het Griekse ιδιοτης, dat ‚ambteloos burger’, ‚leek’, ‚onbedrevene’ betekent (het is ons woord ‚idioot’). Het woord komt verder nog voor in Handelingen 4:13 als ‚eenvoudig’ en in 2 Korinthiërs 11:6 als ‚onervaren’).

Dat spreken in al die vreemde talen ging dus ten koste van de geestelijke opbouw van de gemeente, want wat gezegd werd droeg geen vrucht bij deze ongestudeerden.

1 Korinthiërs 14:4
Wie in een tong spreekt, sticht zichzelf, maar wie profeteert, sticht de gemeente.
1 Korinthiërs 14:14
Want indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar.
(Namelijk: het draagt geen vrucht bij die leken.)
1 Korinthiërs 14:17
Want gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door gesticht.

In een reactie daarop wilden anderen juist alle vreemde talen in de gemeente verbieden, daarmee eenieder die niet vloeiend Grieks sprak de mogelijkheid ontnemend iets bij te dragen aan de dienst.

In 1 Korinthiërs 12-14 probeert Paulus deze wantoestand recht te zetten: Er mag met mate in andere talen worden gesproken, maar alleen als er vertaling aanwezig is.

1 Korinthiërs 14:5z
Wie profeteert, is meer dan wie in tongen spreekt, tenzij hij het ook uitlegt, zodat de gemeente stichting ontvangt.
1 Korinthiërs 14:13
Derhalve moet hij, die in een tong spreekt, bidden, dat hij het moge uitleggen.
1 Korinthiërs 14:27-28
Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat één uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken.
1 Korinthiërs 14:39-40
Zo dan, mijn broeders, streeft ernaar te profeteren, en belemmert het spreken in tongen niet. Laat alles betamelijk en in goede orde geschieden.

Maar tegelijk geeft hij duidelijk zijn eigen oordeel: de tongengave is nuttig, maar niet in de gemeente.

1 Korinthiërs 14:7-11
Hoe toch zal men zelfs bij onbezielde dingen, die geluid geven, fluit of citer, als zij geen verschil in toon doen horen, te weten komen wat op de fluit of de citer gespeeld wordt? Immers, indien de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich gereed maken tot de strijd? Evenzo, indien gij met uw tong geen verstaanbare volzin spreekt, hoe zal men het gesprokene begrijpen? Gij zoudt immers in de lucht spreken? Er zijn wie weet hoe vele soorten van klanken in de wereld en niets is zonder zijn eigen klank. Indien ik nu de betekenis van een klank niet ken, zal ik voor iemand, die spreekt een vreemde zijn en de spreker zal voor mij een vreemde zijn.
1 Korinthiërs 14:15
Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand.
1 Korinthiërs 14:18-19
Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek; maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong.