Commentaar op het boek Prediker

De auteur.

Prediker 1:12
Ik, Prediker, was koning over Israël te Jeruzalem;
Prediker 2:9a
Zo werd ik groter en rijker dan allen die voor mij te Jeruzalem geweest waren; ondertussen bleef mijn wijsheid mij bij.

Op grond van deze verzen — koning over geheel Israël, rijkdom en wijsheid — wordt dit boek veelal aan Salomo toegeschreven. Het „allen die voor mij te Jeruzalem geweest waren” lijkt echter te wijzen op een latere koning.

Een andere mogelijke auteur is Azaria (Uzzia). Ook hij stond bekend om zijn rijkdom (2 Kronieken 26:8, 2 Kronieken 26:15z) en wijsheid (2 Kronieken 26:15a), en bovendien hield hij evenals de prediker van de landbouw. Het „koning over Israël” zou dan een formele claim zijn (zoals de Britse koningen nog altijd „king of England and France” heten), en het „groter en rijker” hetzij overdrijving, hetzij een momentopname die wegvalt tegen Salomo's langdurige grootheid.

Gelegenheid.

Dit boek is mogelijk een antwoord op het Egyptische boek Lied van de Harpspeler, waarin een musicus de mensen cynisch oproept „te eten en drinken, want morgen sterven wij”, en of er iets is na de dood weten wij toch niet. De prediker nuanceert die visie: wie slechts onder de zon (in dit ondermaanse, zouden wij zeggen) kijkt, heeft inderdaad geen weet van God, en zonder een groter perspectief is alles ijdel en zinloos. Zie atheïsme.

Tegenover dit „onder de zon” staat „in Gods huis” (Prediker 4:17-5:6), waar wel een ruimer perspectief te vinden is. De prediker werkt dit echter nauwelijks uit, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Asaf in Psalmen 73, speciaal Psalmen 73:16.

Kanttekeningen.

Prediker 7:28z
Dit gaat over wat Prediker vindt bij zijn speurtocht „onder de zon”: door die beperking mist hij bijna alle goede mannen, en nog meer goede vrouwen.
Prediker 12:3-4
Hier wordt een groot aantal beeldspraken gebruikt om de aftakelende mens uit te beelden.
Wachters: handen.
Sterke mannen: benen.
Maalsters: kiezen.
Zij, die uit de vensters zien: ogen.
Deuren naar de straat: oogleden? lippen?
Molen: mond.