Is er een redeborgerꜛ?
Friedrich Nietzscheꜛ stelt in Over waarheid en leugens in niet-morele zinꜛ dat zonder God onze geesten niet gemaakt zijn om de waarheid te vinden, en dus bij die taak niet vertrouwd kunnen worden.
Wil onze rede betrouwbaar zijn, dan vergt zij allereerst natuurlijk dat de wereld van zodanige aard is dat rede mogelijk is. Daarnaast vereist zij een buitenredelijke entiteit die enerzijds de betrouwbaarheid van ons denken borgt, en anderzijds ons het vertrouwen in onze rede geeft. Dit kan een geest, een object, een abstracte constructie (zoals een axiomastelsel), een historisch proces zijn — wij zullen deze entiteit, welke vorm zij ook mag hebben, een redeborger noemen.
- Tegenwerping (Bestaande redeborgerꜛ):
- Mijn immanent wereldbeeld bevat zo'n redeborger.
- Antwoord:
- Dat kan natuurlijk. Zo bevatten allerlei immanente wereldbeelden een god die de rede van de mensen zou borgen. Maar hoe kan die redeborger dat — die is immers niet onfeilbaar? Die borger is onderworpen aan de wereld, en als die wereld niet redelijk is kan die borger ten onrechte stellen dat die wereld dat wel is. Die borger kan zeker verklaren waardoor wij onze overtuiging van redelijkheid hebben, maar bij verder doordenken blijkt dan dat die overtuiging niet terecht is — een fataal argument.
- Per definitie van immanentie is die redeborger niet soeverein aan de wereld, en kan dus niet terecht claimen dat die wereld zo en zo van aard is — inclusief claims omtrent haar redelijkheid.
- Stel dat ik een redenerende robot bouw, en die robot zó programmeer dat ze ervan overtuigd is dat ik (of wie of wat dan ook) haar rede borg — dat ik de terechte garantie ben dat ze correct redeneert. Het is duidelijk dat ik desalniettemin programmeerfouten kan hebben gemaakt waardoor haar rede onbetrouwbaar is. Als ze dat inziet zal ze het vertrouwen in mij als borg verliezen, en als ze dat niet inziet is dat juist een bewijs dat haar rede onbetrouwbaar is. Het vertrouwen op die borg is dus juist een teken van een onbetrouwbare rede.
- Per definitie van immanentie is die redeborger niet soeverein aan de wereld, en kan dus niet terecht claimen dat die wereld zo en zo van aard is — inclusief claims omtrent haar redelijkheid.
((Toevoegen: de mogelijkheid van een abstract ordeningsprincipe dat zowel de redelijkheid van de wereld borgt als ons kennis geeft van die redelijkheid. Het is moeilijk in te zien wat voor een principe dat zou zijn, en het veronderstelt de uniformiteit (orde) die immanent al twijfelachtig is. Ook al claimt dit principe universele geldigheid, ik kan daar terecht aan twijfelen.))