Tegenwerping (Waarschijnlijkheid volstaat voor wetenꜛ):
De stelling dat om te weten zekerheid vereist is is onjuist: we weten niets helemaal zeker. We leven vanuit vertrouwen, maar soms wordt dat vertrouwen beschaamd: dan houdt een door mieren ondergraven stoeptegel ons niet en gaan we onderuit, of besteelt onze beste vriend ons. Daarom is zekerheid onnodig voor wetenꜛ, en volstaat een hoge mate van waarschijnlijkheid.
Inderdaad, we kunnen van een kenbron nooit helemaal zeker zijn — ook onze zintuigen bedriegen ons wel eens —, maar we kunnen wel zeker genoeg zijn voor dagelijks gebruik. De kenbron die onze rede borgt biedt ook geen absolute zekerheid — en we maken inderdaad ook wel eens denkfouten. Dat geeft niets, als de waarschijnlijkheid maar hoog genoeg is.
Antwoord:
Maar als die kenbron ongelijk heeft is het hele begrip waarschijnlijkheid betekenisloos, en kunnen we bovenstaande redenering ook niet vertrouwen. Dit argument veronderstelt al dat die kenbron betrouwbaar is, en dat is nou juist de vraag. Een klassieke cirkelredenering dus.
Dus ja, het is zeker mogelijk dat een immanente kenbron ons meestal, of zelfs altijd, juiste informatie geeft — alleen zullen we daar nooit op kunnen vertrouwen. Het is de vreemdeling die ons van alles vertelt, en misschien is het wel allemaal waar, maar wij kunnen dat nooit weten omdat we geen controlemogelijkheid hebben — hoe zeer die vreemdeling ons ook bezweert dat hij de loutere waarheid spreekt. Als hij zich kan vergissen zijn wij onze zekerheid kwijt, en eindigen we bij het fatale argument, want dan kan hij ons nooit de terechte zekerheid verschaffen dat hij de waarheid spreekt.