Existentieel of primair denkenꜛ: mijzelfꜛ
Dit tertiaire denken schiet te kort als ik mijzelf wil beschouwen. Hoe kan ik immers mijn eigen denkfouten herkennen, of kijken hoe ik reageer op een visuele prikkel? Ik kan niet „boven de stof staan”, want ik ben die stof. Waar ik als psycholoog gedragswetten kan onderzoeken (bijvoorbeeld: „hoe lang duurt het voor iemand die geërgerd wordt kwaad wordt?”), kan ik bij mezelf slechts concluderen dat zulke wetten niet bestaan, ik ben vrij. In existentialistische taal: alles is wat het is, maar ik ben wat ik nog niet ben: ik ben potentialiteit. Op ieder moment sta ik voor de keuze, en het is juist mijn keuze die me maakt wat ik ben.
Om mijzelf te kennen is een andere vorm van denken nodig, primair of existentieel denkenꜛ geheten. Iemand die uitrekent waar een parachutespringer neer gaat komen, of die kijkt naar een springdemonstratie, denkt tertiair. Wie zelf in de deuropening van het vliegtuig staat voor zijn eerste sprong denkt existentieel. Instinctief vermijden wij existentieel denken zo veel mogelijk, vandaar dat wij ziekte en dood graag wegstoppen, maar wie over die vrees heenstapt wordt geconfronteerd met zijn eigen nietigheid (ons denken kunnen we niet vertrouwen, ons tekortschieten en onze schuld staan duidelijk voor ons, onze eindigheid en dood staren ons aan).
Veel niet-Christelijke existentialisten stoppen hier, bij de angstꜛ, de afkeerꜛ, de walgingꜛ. Iemand als Sartre, die zich al op voorhand had voorgenomen God niet te erkennen (en daarmee een slecht filosoof was), maakte niet de stap naar de ander. Integendeel, „l'enfer, c'est les autres” — de anderen vormden de hel voor hem. (Zo kon hij ook verantwoordelijkheid jegens anderen ontkennen, door niet te hoeven zeggen „Moi, je suis l'enfer d'autrui”.)
((Hier wordt ook de stap van materie naar geest gemaakt. Thomas Nagelsꜛ „What is it like to be a bat?”ꜛ; het gedachtenexperiment „kleurenblinde Marie”ꜛ, ‥))
Het is een veelgemaakte denkfout vanuit tertiair waarnemen te concluderen dat er geen primaire onwaargenomen zaken bestaan.
- Qualia
- Tertiair kan men nooit een qualeꜛ waarnemen. Mijn pijn is niet reduceerbaar tot zijn breintoestand, ook al is het beschouwde brein misschien toevallig het mijne.
- Agentcausaliteitꜛ
- Wat in anderen willekeurꜛ is, is in mij vrijheidꜛ. Willekeur is een eigenschap van tertiaire beschrijvingen, niet van (zaken in) de wereld. Ik ben de oorzaak van mijn vrije beslissing, maar dat kan nooit tertiair beschreven worden.
((Te doen.))
Er zijn berichten over een verandering van hart bij Sartre kort voor zijn sterven, van Béat Lehmannꜛ, die Sartre gekend heeft. Meer info komt van Benny Leviꜛ (Hope now: Last Interview with Sartreꜛ)