Eerꜛ
- Δοξαꜛ
- ‚opinie’ꜛ, vandaar ‚de opinie die men van iemand heeft’, ‚iemands goede (of slechte) naamꜛ of faam’ꜛ, en tenslotte ‚heerlijkheid’ꜛ. 170x in 149 verzen.
- Σεβασμαꜛ
- Verering, zie σεβομαι
- Τιμηꜛ
- Waardeꜛ, achtingꜛ, hoogachtingꜛ.
In de Septuagint wordt δοξα gebruikt als vertaling van kabodꜛ, dat eigenlijk gewichtꜛ betekent, maar alleen gebruikt wordt in de afgeleide betekenis van overvloedigeꜛ rijkdomꜛ, heerlijkheid: van mensen (Genesis 31:1, Genesis 35:13), maar vooral Gods heerlijkheid. Dit woord heeft dus een objectieve betekenis. Mattheüs, Marcus en Lucas nemen dit gebruik over (met één uitzondering in Lukas 14:10.
Johannes gebruikt het woord een enkele maal op die manier.
- Johannes 12:41
- Dit zeide Jesaja, omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak.
- Johannes 17:5
- En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.
Maar bij hem speelt de subjectieve kant (opinie, eer) bijna steeds mee.
- Johannes 5:41-44
- Hier wordt het woord in zijn oorspronkelijke betekenis van „opinie” gebruikt.
- 41
- De opinie van mensen kan Mij niet schelen (want ik luister naar Mijn Vader),
- 42
- maar Ik ken u: gij hebt de liefde Gods niet in uzelf.
- 43
- Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen.
- 44
- Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die elkaars opinie volgt en de opinie van de enige God zelf terzijde schuift?
- Jezus verklaart waardoor de Joden het getuigenis der Schriften niet erkennen: zij luisteren naar elkaar in plaats van naar God. In wezen is dit dezelfde beschuldiging als in Marcus 7:9.
Meer dan eens gaat het om de keuze: wil iemand dat mensen goed over hem denken of God?
- Johannes 8:54
- Als Ik een goede opinie over Mezelf heb, over Mezelf de loftrompet steek, betekent die opinie niets. Maar het is Mijn Vader die goed over me denkt!
- Johannes 12:43
- want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.
- 1 Thessalonicenzen 2:6
- Ook zochten wij geen eer bij mensen, noch van u, noch van anderen, hoewel wij als apostelen van Christus ons hadden kunnen laten gelden;
Spreekt Jezus, als gezant van God, zijn eigen opinie uit of geeft hij de mening, de boodschap, van Zijn Zender weer? (‚Δοξαν ζητεω’ꜛ, ‚eer zoeken’ꜛ) Het gaat hier om de liefdesboodschap van het evangelie.
- Johannes 7:18
- Wie uit zichzelf spreekt, zoekt zijn eigen eer, maar wie de eer zoekt van zijn zender, die is waar en er is geen onrecht in hem.
- Johannes 8:50
- Maar Ik zoek niet mijn eer; Één is er, die haar zoekt en die oordeelt.
- Johannes 17:22
- En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk Wij een zijn:
- Johannes 17:24
- Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt; Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad voor de grondlegging der wereld.
Eer = erkenning van heerlijkheid.
- Johannes 9:24m
- Geef Gode de eer;
Zelfs in de betekenis ‚heerlijkheid’ gaat het vaak om feiten waardoor mensen zich een goede opinie omtrent Jezus kunnen vormen.
- Johannes 1:14
- Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
- Johannes 2:11
- Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.
- Johannes 11:4
- Toen Jezus het hoorde, zeide Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde.
- Johannes 11:40
- Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult?