De smekende vraag

Soms wordt een vraag gesteld in plaats van een verzoek gedaan. Zo'n smekende vraag heeft de hoorder and onderwerp, en is meestal in de toekomende tijd gesteld.

De smekende vraag is een stijlmiddel om bescheiden maar toch dringend te verzoeken. Ze is nauw verwant aan de rhetorische vraag, en dezelfde antwoordregels gelden.

Een positieve vraag houdt een negatieve bede in: „laat het toch niet zo zijn dat”.

Jesaja 64:12
Zult Gij U hierbij inhouden, o Here? Zult Gij zwijgen en ons bovenmate verdrukken?

Een negatieve vraag komt overeen met een positieve smeekbede.

1 Samuël 20:14-15
Zult gij mij niet, indien ik dan nog in leven ben, de goedgunstigheid des Heren betonen, zodat ik niet sterf? Gij zult mijn huis ook nimmer uw trouw onttrekken, ook dan niet, als de Here alle vijanden van David van de aardbodem uitroeit.
(Dit voorbeeld toont mooi dat de „vraag” eigenlijk een bewering is die men onwaar hoopt te zijn.)
2 Kronieken 20:12a
Onze God, zult Gij over hen niet gericht houden?
Zie ook:
Genesis 18:23-28.

Een „hoelang nog”-vraag komt overeen met een smeekbede om spoedige verandering.

Exodus 10:7
Daarop zeiden de dienaren van Farao tot hem: Hoe lang zal deze ons tot een valstrik zijn?
Job 19:2
Hoelang nog zult gij mijn ziel grieven en mij met woorden verbrijzelen?
Psalmen 6:3
Ja, mijn ziel is ten zeerste verschrikt, en Gij, Here, hoelang nog?
Psalmen 74:10
Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God; zal de vijand uw naam voor altijd versmaden?
Psalmen 79:5
Hoelang nog, o Here? — Zult Gij voortdurend toornen, zal uw naijver branden als een vuur?
Psalmen 89:46
Hoelang nog, o Here? Zult Gij U voortdurend verbergen, zal uw grimmigheid branden als vuur?
Psalmen 90:13
Keer weder, o Here! Hoelang nog? en ontferm U over uw knechten.
Psalmen 94:3
Hoelang nog zullen de goddelozen, o Here, hoelang nog zullen de goddelozen juichen?
Hosea 8:5
Verfoeilijk is uw kalf, o Samaria! (Mijn toorn is tegen hen ontbrand. Hoelang nog zal hun reiniging onmogelijk zijn?)
Zacharia 1:12
Toen nam de Engel des Heren het woord en zeide: Here der heerscharen, hoelang nog zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop Gij nu reeds zeventig jaren toornig zijt?
(Dat het hier gaat om een smekende vraag blijkt uit Gods reactie in het volgende vers.)

Een grensgeval tussen open rhetorisch en smekend is:

1 Samuël 1:14
En Eli zeide tot haar: Hoelang zult gij u als een beschonkene gedragen? Zorg, dat gij uw roes kwijtraakt.