Notsahꜛ, de struisvogelꜛ
Er zijn twee uitdrukkingen voor „struisvogel”: ook bath na'anahꜛ. (Onderscheid doorvoeren.)
Struisvogelsꜛ zijn onrein.
- Leviticus 11:16
- de struisvogel, de katuil en de meeuw en alle soorten sperwers,
- Deuteronomium 14:15
- de struisvogel, de katuil, de meeuw en alle soorten sperwers;
Struisvogels leven in eenzame streken.
- Job 30:29
- Een broeder der jakhalzen ben ik geworden, en een metgezel der struisvogels.
- Jesaja 13:21
- maar hyena's zullen er legeren en hun huizen zullen vol uilen zijn; struisvogels zullen daar wonen en veldgeesten daar rondhuppelen,
- Jesaja 34:13
- In zijn burchten schieten dorens op, netels en distels in zijn vestingen; en het zal een verblijf voor de jakhalzen zijn, een hof voor de struisvogels.
- Jesaja 43:20
- Het gedierte des velds zal Mij eren, jakhalzen en struisen, want Ik geef water in de woestijn, rivieren in de wildernis om mijn uitverkoren volk te drenken.
- Jeremia 50:39
- Daarom zullen er boskatten met jakhalzen huizen, ook zullen er struisvogels huizen, en het zal niet meer bestaan in eeuwigheid, noch in stand blijven van geslacht tot geslacht.
Zij hebben een klaaglijke roep.
- Micha 1:8
- Hierover wil ik weeklagen en jammeren, wil ik barrevoets gaan en naakt, zal ik jammerklachten uitstoten als de jakhalzen en rouwkreten als de struisvogels,
En zij zijn hardvochtig voor hun nakroost.
- Job 39:13-18
- Vrolijk klapwieken de vleugels van de struis; zijn dat liefderijke slagpennen en veren, als zij haar eieren overlaat aan de aarde en ze warm laat worden in het zand, en vergeet, dat een voet ze vertrappen en het gedierte des velds ze vertreden kan? Zij behandelt haar jongen hard, alsof zij de hare niet zijn; of haar zwoegen vergeefs is, deert haar niet, want God heeft haar wijsheid onthouden en haar geen deel aan het inzicht gegeven. Wanneer zij fier met de vleugels klapt, lacht zij om ros en ruiter.
- Klaagliederen 4:3
- Zelfs jakhalzen reiken de borst, zij zogen haar jongen; de dochter mijns volks is hardvochtig geworden als struisvogels in de woestijn.
Struisen leven in groepen van één haan en verschillende hennen. Het mannetje paart met de dominane hen en nog één tot vier andere hennen. Vervolgens worden alle eieren in een gemeenschappelijk nest gelegd (een in het zand uitgeschraapte kuil). Na afloop van de legtijd kunnen er meer dan veertig eieren in het nest liggen, waarvan er maar zo'n twintig bebroed kunnen worden. De dominante hen werkt overtollige eieren het nest uit (wel zorgragend dat haar eigen eieren gespaard blijven), en de hennen broeden om beurten overdag, en de haan des nachts (eigenlijk is het geen broeden, integendeel: de eieren worden koel gehouden in de schaduw van het ouderdier. Als de eieren uitkomen zorgt de haan er voor.
Brian C.R.Bertramꜛ, The Ostrich Communal Nesting Systemꜛ (1992) vond dat verreweg de meeste nesten ten prooi vallen aan roofdieren: van 57 geobserveerde nesten bleven er slechts 5 geheel of gedeeltelijk gespaard.