Grondbezitꜛ
Grond is geen vermogen, maar een middel waarmee God zijn volk zegent.
- Leviticus 25:23
- En het land zal niet voor altijd verkocht worden, want het land is van Mij, en gij zijt vreemdelingen en bijwoners bij Mij.
Daarom moet gezorgd worden dat er geen verarmde, landloze klasse ontstaat. De basis van deze regeling wordt gevormd door lossingꜛ en grondterugkeerꜛ in het jubeljaar.
Overigens was deze regeling een verruiming van de gewone Semitische praktijk. Grondoverdracht was elders slechts per erfenis mogelijk, en uit de archieven van Noezoeꜛ weten we dat er talloze schijnadopties werden gepleegd om landverkopen te camoufleren: de koper werd dan adoptiefzoon en verwierf per direct de gewenste akker, en als zoon gaf hij zijn vader een geschenk dat „toevallig” overeenkwam met de waarde van die akker.
Het gaat nadrukkelijk specifiek om (akker)land.
- Leviticus 25:29-31
- Wanneer iemand een woonhuis verkoopt in een ommuurde stad, dan zal het recht van lossing duren tot er een jaar na de verkoop verstreken is; een jaar zal het recht van lossing duren. Maar indien het niet gelost is, voordat een vol jaar verstreken is, dan komt dat huis, dat in een ommuurde stad stond, voorgoed aan hem die het gekocht heeft, in zijn geslacht: in het jubeljaar zal het niet vrijkomen. De huizen echter in de dorpen, waar geen muur om is, zullen bij het akkerland gerekend worden, daarvoor zal wel recht van lossing zijn en in het jubeljaar zullen zij vrijkomen.
- Zie ook
- Leviticus 25:32-34 — voor de Levieten wordt een uitzondering gemaakt, want die hebben geen akkerland.
Op het jubeljaar keert de grond zonder vergoeding terug in het bezit van de oorspronkelijke eigenaar.
- Leviticus 25:13
- In dit jubeljaar zal ieder van u zijn bezitting terugkrijgen.
- Leviticus 25:28
- Maar indien hij niet verwerft wat nodig is, om hem terug te betalen, dan blijft wat hij verkocht heeft, in het bezit van hem die het gekocht heeft, tot het jubeljaar: maar in het jubeljaar zal het vrijkomen, en hij zal zijn bezitting terugkrijgen.
Het gevolg is dat een akker steeds minder waard wordt naarmate het jubeljaar nadert. Hiermee dient rekening gehouden te worden.
- Leviticus 25:14-18
- Wanneer gij iets aan uw volksgenoot verkoopt of iets van hem koopt, dan zal de een de ander niet benadelen. Rekening houdend met de jaren na een jubeljaar, zult gij het van uw volksgenoot kopen; rekening houdend met de oogstjaren zal hij het u verkopen. Bij een groter aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding hoger stellen; bij een geringer aantal jaren zult gij de koopsom naar verhouding lager stellen: want het getal der oogsten verkoopt hij u. Gij zult elkander niet benadelen, maar voor uw God vrezen, want Ik ben de Here, uw God. Zo zult gij mijn inzettingen opvolgen en mijn verordeningen nauwgezet in acht nemen; dan zult gij veilig wonen in het land.
Indien de eigenaar of zijn verwant er toe in staat is heeft hij het recht de grond al eerder terug te kopen.
- Leviticus 25:24-27
- In het gehele land, dat gij in bezit hebt, zult gij lossing voor het land toestaan. Wanneer uw broeder verarmd is en iets van zijn bezitting heeft moeten verkopen, dan zal zijn naaste bloedverwant als losser optreden, en hij zal loskopen wat zijn broeder heeft moeten verkopen. Wanneer iemand geen losser heeft, maar zijn vermogen wordt toereikend, zodat hij verwerft, wat hij voor lossing nodig heeft, dan zal hij de jaren sinds de verkoop in rekening brengen, en wat nog overblijft de man terugbetalen aan wie hij het verkocht heeft, opdat hij zijn bezitting terugkrijgt.
Natuurlijk waren er mensen die deze regeling ontdoken.
- Mattheüs 15:5
- Het gaat hier om een legale techniek die de Joden nog steeds toepassen, namelijk het schenken aan de Tempel met de afspraak dat hetzij de Tempel het terugschenkt, hetzij het vruchtgebruik voor de oorspronkelijke eigenaar blijft. Op deze manier voorkomt men ook dat op een jubeljaar goederen moeten worden teruggegeven. Het gebruik van deze techniek om aan het onderhoud van ouders te ontkomen is overigens inmiddels verboden.
Israëlitische lijfeigenschapꜛ.
- Leviticus 25:39-43
- Wanneer uw broeder verarmt bij u en zich aan u verkoopt, dan zult gij hem geen slavenarbeid laten verrichten. Als een dagloner, als een bijwoner zal hij bij u zijn; tot het jubeljaar zal hij bij u arbeiden. Dan zal hij van u weggaan, hij met zijn kinderen, en naar zijn geslacht terugkeren en hij zal het bezit zijner vaderen terugkrijgen. Want zij zijn mijn knechten, die Ik uit het land Egypte heb geleid: zij zullen niet verkocht worden, zoals men een slaaf verkoopt. Gij zult niet met hardheid over hem heersen, maar gij zult voor uw God vrezen.
- Leviticus 25:47-55
- Wanneer het vermogen van een vreemdeling of bijwoner bij u toeneemt, en uw broeder bij hem verarmt en zich aan die vreemdeling of bijwoner bij u, of aan iemand die uit een geslacht van vreemdelingen afkomstig is, verkoopt, dan zal hij, nadat hij zich verkocht heeft, recht van lossing hebben: een van zijn broeders mag hem loskopen; of zijn oom of de zoon van zijn oom mag hem loskopen, of zijn naastbestaande uit zijn geslacht mag hem loskopen, of, als zijn vermogen toereikend wordt, mag hij zich zelf loskopen. Dan zal hij samen met zijn koper een berekening maken van het jaar af, dat hij zich aan hem verkocht, tot het jubeljaar, en de prijs van zijn verkoop zal zich richten naar het aantal jaren; op de wijze van een dagloner zal hij bij hem zijn. Indien het nog vele jaren zijn, zal hij dienovereenkomstig zijn losgeld terugbetalen van het geld, waarvoor hij was gekocht. Indien er weinige jaren overblijven tot het jubeljaar, dan zal hij met hem een berekening maken; overeenkomstig die jaren zal hij zijn losgeld terugbetalen. Zo zal hij als een dagloner van jaar tot jaar bij hem zijn; deze zal bij u niet met hardheid over hem heersen. Maar indien hij op deze wijze niet gelost wordt, dan komt hij in het jubeljaar vrij, hij met zijn kinderen. Want de Israëlieten zijn Mij tot knechten: mijn knechten zijn zij, die Ik uit het land Egypte heb geleid; Ik ben de Here, uw God.
Een geheel ander onderwerp is het lossen van heilige zaken.
- Exodus 13:13
- Maar elk eerste ezelsveulen zult gij lossen met een stuk kleinvee; of, indien gij het niet lost, zult gij het de nek breken. Iedere menselijke eerstgeborene onder uw zonen echter zult gij lossen.
- Exodus 34:20
- Maar de eerstgeboorte van een ezel zult gij lossen voor een stuk kleinvee; indien gij het niet lost, zult gij het de nek breken. Iedere eerstgeborene van uw zonen zult gij lossen, en men zal niet met ledige handen voor mijn aangezicht verschijnen.
Woordstudie doen van padah — 6299 (+ ga'al — 1350; ge'ullah — 1353). In parallellie in Leviticus 27:27, Psalmen 69:19, Jeremia 31:11, Hosea 13:14. Zie ook 3444.