indien gij mijn inzettingen versmaadt en {indien uw ziel} van mijn verordeningen een afkeer hebt, zodat gij geen van mijn geboden doet en mijn verbond verbreekt,
David had toen gezegd: Wie de Jebusieten wil verslaan, moet door de watergang binnendringen; van lammen en blinden heeft David een hartgrondige {= der ziel} afkeer. Daarom zegt men: Blinden en lammen mogen niet binnenkomen.
Drie herders heb ik in een maand verdelgd, omdat ik {= mijn ziel} tegenover hen mijn geduld verloren had, terwijl zij {= hun zielen} ook een afkeer hadden van mij.