Genots­ethiek

Hedonisme is de conventie van het maximaliseren van het genot.

De, of op zijn minst sommige, Sofisten leerden een onmaatschappelijk hedonisme: mijn genot nu is het belangrijkste. Het ligt in onze natuur genot te zoeken, en dus is dat ook goed. Protagoras verwoordde dit met zijn bekende „de mens is de maat van alle dingen”

((Te doen: Cyrenaïci, Epicureërs, Stoa, het „Selfish system”, het hedonistische model van Thomas Hobbes.))

De genots­machine, is een hypothetisch apparaat dat ons middels breinstimulatie het ultieme genot verschaft. Als genot het ultimale goed is zou de best mogelijke daad zijn iedereen aan een genotsmachine te koppelen. Zelfs zij die niet aangekoppeld willen worden zullen, als de machine eenmaal werkt, er niet meer af willen, en verklaren dat het goed was dat men hen gedwongen aangekoppeld heeft — door de intensiteit van het genot zijn ze niet meer in staat anders te willen, net zo als andere verslaafden meer van het verslavende middel willen.

Robert Nozick stelde een belevings­machine voor, die de gebruiker iedere mogelijke beleving kon bieden. Zijn vraag was: als die belevingen hetzelfde genot geven als een werkelijke ervaring, zou aan die machine gekoppeld zijn noodzakelijk even goed moeten zijn als werkelijk zaken ervaren — en zelfs beter als dat apparaat sommige negatieve belevingen kon verminderen, of positieve kon versterken.