Godꜛ als Rotsꜛ
Hier wordt enkel het woor tsur beschouwd.
De eerste overdrachtelijke betekenis is: veilige sterkte (vaak in parallel met burcht, vesting).
- Psalmen 27:5
- Want Hij bergt mij in zijn hutten dage des kwaads, Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots.
- Psalmen 49:15z
- hun gedaante moet in het dodenrijk vergaan, zodat zij geen woning meer heeft.
- (Met de Hebreeuwse lezing „tsir”. Indien tsur, dan waarschijnlijk: hun kracht zal vergaan.)
- Psalmen 61:3
- Van het einde des lands roep ik tot U, omdat mijn hart bezwijkt; leid mij op een rots die mij te hoog zou zijn.
Daardoor bijna steeds in het bijzonder: God.
- Deuteronomium 32:4
- de Rots, wiens werk volkomen is, omdat al zijn wegen recht zijn; een God van trouw, zonder onrecht, rechtvaardig en waarachtig is Hij.
- Deuteronomium 32:15z
- hij minachtte de Rots van zijn heil.
- Deuteronomium 32:18
- De Rots, die u verwekt heeft, hebt gij veronachtzaamd en vergeten de God, die u heeft voortgebracht.
- Deuteronomium 32:30
- Hoe zou een er duizend kunnen najagen en zouden twee er tienduizend op de vlucht kunnen drijven, als niet hun Rots hen verkocht en de Here hen prijsgegeven had.
- 1 Samuël 2:2z
- en er is geen rots gelijk onze God.
- 2 Samuël 22:32
- Want wie is God behalve de Here, wie is een rots buiten onze God?
- 2 Samuël 22:47
- De Here leeft. Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God {de Rots} mijns heils,
- (Waarom ontbreekt dat stukje in de NBG?)
- 2 Samuël 23:3
- Israëls God spreekt, Israëls Rots zegt tot mij: Een rechtvaardige heerser over de mensen, een heerser in de vreze Gods,
- Psalmen 18:32
- Want wie is God behalve de Here, wie is een rots buiten onze God?
- Psalmen 18:47
- De Here leeft. Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God mijns heils,
- Psalmen 19:15
- Mogen de woorden van mijn monden de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, o Here, mijn rots en mijn verlosser.
- Psalmen 28:1z
- Tot U roep ik, Here, mijn rots; wend U niet zwijgend van mij af, opdat ik niet, als Gij tegen mij blijft zwijgen, worde als zij die in de groeve nederdalen.
- Psalmen 62:3
- waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet te zeer wankelen.
- Psalmen 62:7
- waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen.
- Psalmen 62:8
- Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.
- Psalmen 73:26
- al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig.
- Psalmen 78:35
- en gedachten, dat God hun rots was, en God, de Allerhoogste, hun verlosser.
- Psalmen 89:26
- Hij zal tot Mij zeggen: Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots van mijn heil.
- Psalmen 92:16
- om te verkondigen, dat de Here waarachtig is, mijn rots, in wie geen onrecht is.
- Psalmen 94:22
- Maar de Here was mij tot een burcht, en mijn God de rots mijner toevlucht;
- Psalmen 95:1
- Komt, laat ons jubelen voor de Here, juichen ter ere van de rots onzes heils
- Psalmen 144:1z
- Geprezen zij de Here, mijn rots, die mijn handen oefent ten strijde, mijn vingers tot de krijg.
- Jesaja 17:10a
- Want gij hebt de God uws heils vergeten en aan de Rots, uw burcht, hebt gij niet gedacht.
- Jesaja 26:4
- Vertrouwt op de Here voor immer, want de Here Here is een eeuwige rots.
- Jesaja 30:29
- Bij u zullen liederen klinken als in de nacht, waarin men zich wijdt voor een feest, en zal er vreugde des harten zijn als van iemand die voortschrijdt bij de fluit om te komen op de berg des Heren, tot de Rots van Israël.
- Jesaja 44:8z
- Er is geen andere Rots, Ik ken er geen.
- Habakuk 1:12z
- Here, tot een oordeel hebt Gij hem gesteld, en, o Rots! om te tuchtigen hebt Gij hem bestemd.
Ook voor afgodenꜛ.
- Deuteronomium 32:31a
- Want hun rots is niet als onze Rots;
- Deuteronomium 32:37
- dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden, — de rots, waarbij zij schuilden —
God, maar in een andere beeldspraak.
- Jesaja 8:14
- Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen {= eben}, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok {= tsur}, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem.
Nog anders.
- Jesaja 51:1z
- Aanschouwt de rots waaruit gij gehouwen zijt, en de holte van de put waaruit gij gegraven zijt;
Anders vertaald.
- Psalmen 89:44
- ook hebt Gij de scherpte van zijn zwaard omgewend, en hem niet doen stand houden in de krijg;
- (Letterlijk: de klif van zijn zwaard, dus het scherpe deel. Wellicht ook „tsor”, zoals misschien ook in Exodus 4:25, Jozua 5:2-3)