De stijlfiguur der getal­spreuk

Een getalspreuk is een bepaalde soort versterkend parallellisme.

Job 5:19
In zes noden redt Hij u,
en in zeven treft het kwaad u niet.
Psalmen 62:12
God heeft eenmaal gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: de sterkte is Godes.
Spreuken 6:16
Deze zes dingen haat de Here,
ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel:
Zie ook
Jesaja 17:6, Micha 5:5. In Prediker 4:12 is de ‚drie’ wellicht toegevoegd als versterkend parallellisme — maar hier heeft wel ieder getal zijn eigen betekenis.

Agur heeft een voorliefde voor deze stijlfiguur.

Spreuken 30:15
De bloedzuiger heeft twee dochters: geef, geef!
Deze drie zijn onverzadelijk,
vier zeggen nooit: Het is genoeg:
Spreuken 30:18
Deze drie dingen zijn mij te wonderlijk,
ja, vier begrijp ik niet:
Spreuken 30:21
Onder drie dingen beeft de aarde,
ja, onder vier, die zij niet dragen kan:
Spreuken 30:29
Deze drie hebben een statige tred,
ja, vier een statige gang:

Een gedegenereerde getalspreuk bevat naast de getallen zelf (nagenoeg) geen parallel materiaal — zie het voorbeeld van Amos.