Het anagram

De typisch Semitische woordspeling is het anagram, het op elkaar betrekken van twee woorden die dezelfde stammedeklinkers hebben, maar in verschillende volgorde.

Zonder kennis van paranomasia is de samenhang in sommige teksten onbegrijpelijk.

Een uitgebreid gebruik van paranomasia maakt Micha, als hij woordspelingen maakt op plaatsnamen.

Micha 1:10-15
Verkondigt het niet te Gath, weent er zelfs niet! Wentel u binnen Afra in het stof. Trek voorbij, bevolking van Safir, in smadelijke naaktheid. De bevolking van Saanan waagt zich niet naar buiten. Het geweeklaag van Beth-Haëzel belet u daar te blijven, want de bevolking van Maroth beeft van angst om het goede; want onheil is van de Here nedergedaald tot de poort van Jeruzalem. Span de rossen voor de wagen, bevolking van Lachis. Het begin der zonde is zij voor Sions dochter; immers in u zijn Israëls overtredingen gevonden. Geef daarom een afscheidsgeschenk Moreseth-Gath. De huizen van Achzib worden de koningen Israëls tot een leugenbeek. Nogmaals zal Ik een veroveraar over u brengen, bevolking van Marésa; tot Adullam zal de heerlijkheid van Israël komen.

Die eerste woordspeling op Gath is wel vaker gemaakt:

2 Samuël 1:20
Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon opdat de dochters der Filistijnen zich niet verheugen, opdat de dochters der onbesnedenen niet jubelen!

Enige andere verzen met paranomasia.

Genesis 9:6
Genesis 18:27
Genesis 27:36
Genesis 29:34
Genesis 29:35
Genesis 31:20
Genesis 31:52
Genesis 32:22-24
Het woord voor worstelen, abaq, klinkt (meer nog in de hier gebruikte verbogen vorm) als Jabbok.
Genesis 41:51
Genesis 41:52
Genesis 42:35
Genesis 48:22
Genesis 49:8
Genesis 49:16
Genesis 49:19
Exodus 23:2
Exodus 32:18
Numeri 5:18
Numeri 18:2
Numeri 20:1
Numeri 24:21
Numeri 27:14
Richteren 10:4
Richteren 15:16
Ruth 1:20
1 Samuël 1:27-28
1 Samuël 6:14
1 Samuël 6:15
1 Samuël 6:18
1 Samuël 6:19
2 Samuël 22:11, Psalmen 18:11
Reed — Cherub.
2 Samuël 22:42
Riepen (letterlijk: zagen uit) — redde.
1 Koningen 8:66, 2 Kronieken 7:10
1 Koningen 18:21
1 Koningen 18:26
Nehemia 9:24
Job 11:12
Job 24:18
Job 29:16
Job 30:3
Job 30:19
Job 38:27
Psalmen 18:8
Dreunde —beefde —daverden.
Psalmen 18:42
Riepen —redde. (Hier staat werkelijk „riepen”, met één letter verschil.)
Psalmen 25:16z
Ellendig —ik.
Psalmen 32:7m
Bewaart —benauwdheid.
Psalmen 39:12
Iemand (mens) —mot.
Psalmen 40:4z
Zien —vrezen.
Psalmen 52:8
Zien —vrezen.
Psalmen 56:9
Omzwerving —kruik.
Psalmen 64:5z
Schieten —ontzien (vrezen).
Psalmen 68:29
Macht —toon uw macht.
Psalmen 96:5
Goden —afgoden.
Spreuken 6:23
Spreuken 12:21
Spreuken 13:12
Prediker 1:2
Prediker 1:13
Prediker 7:1a
Een goede naam is beter dan goede olie
(In het hebreeuws: „goede naam olie goed”: tov shem ha-shemen tov.)
Prediker 7:6
Jesaja 1:23
Jesaja 2:19, Jesaja 2:21
Jesaja 5:7z
Hij verwachtte goed bestuur, maar zie, het was bloedbestuur;
rechtsbetrachting, maar zie, het was rechtsverkrachting.
(Hier heeft de Nieuwe Vertaling de paranomasia als rijm weergegeven.)
Jesaja 7:9
Jesaja 10:18
Jesaja 10:30
Jesaja 13:4
Jesaja 13:6
Zie ook Joël 1:15
Jesaja 14:4
Jesaja 15:8
Jesaja 15:9
Jesaja 17:1
Jesaja 17:2
Jesaja 21:2
Jesaja 22:18
Jesaja 23:3
Jesaja 23:4
Jesaja 24:17-18
Schrik —kuil —strik (deels vertaald met het allitererende en rijmende schrik-strik). Zie ook Jeremia 48:43-44 en Klaagliederen 3:47.
Jesaja 25:6
Jesaja 29:9
Jesaja 30:16
Jesaja 32:6
Jesaja 32:7
Jesaja 32:8
Jesaja 32:19
Jesaja 41:5
Jesaja 54:8
Jesaja 56:10
Jesaja 57:6
Jesaja 61:3
Jesaja 65:11-12
Jeremia 1:11-12
En het woord des Heren kwam tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg. Daarop zeide de Here tot mij: Gij hebt goed gezien, want Ik waak over mijn woord om dat te doen.
(Amandelboom —Waken.)
Jeremia 1:17
Jeremia 2:5
Jeremia 5:23
Jeremia 6:1
Jeremia 6:28
Jeremia 8:13
Jeremia 10:11
Jeremia 19:1-2
Zie ook Jeremia 19:10
Jeremia 19:7
Jeremia 22:22
Jeremia 23:33
Jeremia 23:36
Jeremia 23:37
Jeremia 23:38
Jeremia 23:39
Jeremia 48:2
Jeremia 48:9
Jeremia 51:2
Jeremia 51:20
Ezechiël 7:6
Ezechiël 12:10
Ezechiël 24:21
Ezechiël 25:16
Ezechiël 29:9
Daniël 5:26-28
Hosea 2:23
Hosea 8:7
Hosea 9:15
Hosea 9:16
Hosea 10:1
Hosea 12:11
Hosea 13:15
Amos 5:5
Zie ook Hosea 4:15
Amos 8:1-2
Jona 4:6
Micha 1:10
Vergelijk Jeremia 6:26
Micha 1:13
Micha 1:14
Nahum 2:10
Habakuk 2:18
Zefanja 1:2
Zefanja 2:4
Zefanja 3:1
Zacharia 9:3
Zacharia 9:5