Afgoden van Kanaänꜛ
Elꜛ. In Oegarit was El onder meer de regengod, bij zijn twee vrouwen de vader van de zeventig grote goden.
- Ezechiël 28:2
- Voor de Tyriërs was El de schepper, die woonde in een paleis in een soort paradijs „waar alle rivieren hun bron hebben en de twee oceanen samenkomen” (wellicht een herinnering aan Eden?), en de koning werd beschouwd als (zoon van) El.
Één der zoons van El was de vruchtbaarheidsgod Baälꜛ (57x + 18x meervoud).
- Leviticus 18:23-24
- En met geen enkel dier zult gij vleselijke gemeenschap hebben, om u daarmee te verontreinigen; en een vrouw mag niet staan voor een dier, om daarmee gemeenschap te hebben: schandelijke ontucht is het. Verontreinigt u niet door dit alles, want door dit alles hebben zich verontreinigd de volken die Ik voor u uit wegdrijf.
- Zie ook
- Exodus 22:19, Leviticus 20:15-16 (man-vrouwsymmetrie), Leviticus 20:23.
Bestialiteitꜛ is bevestigd door teksten uit Oegarit: De vruchtbaarheidsgod Baäl zou zich ooit in een stier veranderd en op die wijze een vaars bevrucht hebben, en de Baälspriesters hadden om dit feit te vieren en te gedenken in hun cultus ook ritueel geslachtsgemeenschap met koeien. (Overigens wordt in Deuteronomium 27:21 bestialiteit binnen een incestcontextꜛ behandeld.)
Baäl-Zebubꜛ
De „Heer der vliegen”, die de zomerse vliegenplaag zendt en weer beëindigt, werd onder meer in Ekronꜛ vereerd.
- 2 Koningen 1:2-6
- Achazja viel door het traliewerk van zijn bovenvertrek te Samaria, en hij werd ziek. Toen zond hij boden uit en beval hun: Gaat Baal-Zebub, de god van Ekron, raadplegen, of ik van deze ziekte zal herstellen. Maar de Engel des Heren sprak tot de Tisbiet Elia: Sta op, ga de boden van de koning van Samaria tegemoet en zeg tot hen: Is er dan geen God in Israël dat gij Baal-Zebub, de god van Ekron, gaat raadplegen? Daarom, zo zegt de Here: Van het bed waarop gij zijt komen te liggen, zult gij niet afkomen, maar gij zult voorzeker sterven. En Elia ging heen. Toen de boden tot hem terugkeerden, zeide hij tot hen: Hoe komt gij nu reeds terug? Zij zeiden tot hem: Een man kwam ons tegemoet en zeide tot ons: Gaat terug naar de koning, die u gezonden heeft, en zegt tot hem: Zo zegt de Here: is er dan geen God in Israël, dat gij boden zendt om Baal-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen? Daarom, van het bed waarop gij zijt komen te liggen, zult gij niet afkomen, maar gij zult voorzeker sterven.
- 2 Koningen 1:16
- En hij sprak tot hem: Zo zegt de Here: aangezien gij boden gezonden hebt om Baal-Zebub, de god van Ekron, te raadplegen — is er dan geen God in Israël, wiens woord gij kunt raadplegen? — daarom zult gij van het bed waarop gij zijt komen te liggen, niet afkomen, maar gij zult voorzeker sterven.
In het Nieuwe Testament wordt zijn naam weergegeven als Beëlzebulꜛ, de „heer van de mest”. (Sommige oude Latijnse en Syrische vertalingen, waaronder de Vulgaat, hebben echter Beëlzebubꜛ.)
- Mattheüs 10:25z
- Indien men aan de heer des huizes de naam Beëlzebul heeft gegeven, hoeveel te meer aan zijn huisgenoten!
- Mattheüs 12:24
- Maar de Farizeeën hoorden het en zeiden: Deze drijft de boze geesten slechts uit door Beëlzebul, de overste der geesten.
- Mattheüs 12:27z
- En indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan?
- Marcus 3:22
- En de schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren, zeiden: Hij heeft Beëlzebul, en door de overste der boze geesten drijft Hij de geesten uit.
- Lukas 11:15
- Doch sommigen van hen zeiden: Door Beëlzebul, de overste der boze geesten, drijft Hij de geesten uit.
- Lukas 11:18-19a
- Indien ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk kunnen standhouden? Want gij zegt, dat Ik door Beelzebul de boze geesten uitdrijf. Indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? Daarom zullen zij rechters over u zijn.
Hier wordt Beëlzebul beschouwd als de overste der boze geesten, gelijk aan of in het kamp van satanꜛ.