Maria van Magdala, de zondares en de zus van Lazarus

Onder constructie.

Magdala was de Griekse naam voor het stadje Migdal-El, gelegen aan de westoever van het meer van Galilea in Naftali (Jozua 19:38). Het heet tegenwoordig el-­Mendel.

De naam „Maria van Magdala” wijst op familieproblemen: zij draagt niet de naam van haar vader, maar van een stad. Zij kan een vondeling zijn geweest, of een zondares die haar schande niet op haar familie wil overbrengen. Jezus wordt ook „van Nazareth” genoemd, hetzij omdat Hij weigerde voor een zoon van Jozef door te gaan, hetzij omdat anderen wisten dat Hij niet diens Zoon was.

Zij heeft de voeten van Jezus gezalfd.

Mattheüs 26:6-13
Toen Jezus te Bethanië was, in het huis van Simon de melaatse, kwam een vrouw tot Hem met een albasten kruik vol kostbare mirre en goot die uit over zijn hoofd, terwijl Hij aanlag. Toen de discipelen dit zagen, waren zij verontwaardigd en zeiden: Waartoe die verkwisting? Want deze (mirre) had duur verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. Maar Jezus merkte het op en zeide tot hen: Waarom valt gij deze vrouw lastig? Want zij heeft een goede daad aan Mij verricht. De armen hebt gij immers altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd. Want toen zij deze mirre over mijn lichaam uitgoot, heeft zij dat gedaan om mijn begrafenis voor te bereiden. Voorwaar, Ik zeg u, overal waar dit evangelie verkondigd zal worden in de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft.
Marcus 14:3-9
En toen Hij te Bethanië was in het huis van Simon de melaatse, kwam, terwijl Hij aan tafel aanlag, een vrouw met een albasten kruik vol echte, kostbare nardusmirre; en zij brak de albasten kruik en goot (de mirre) over zijn hoofd. En sommigen spraken verontwaardigd tot elkander: Waartoe dient die verkwisting der mirre? Want deze mirre had voor meer dan driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden. En zij waren zeer verstoord tegen haar. Maar Jezus zeide: Laat haar begaan; waarom valt gij haar lastig? Zij heeft een goede daad aan Mij verricht. De armen hebt gij immers altijd bij u en gij kunt hun weldoen, wanneer gij maar wilt; maar Mij hebt gij niet altijd. Zij heeft gedaan, wat zij kon; van tevoren heeft zij mijn lichaam gezalfd voor de begrafenis. Voorwaar, Ik zeg u, overal waar het evangelie verkondigd zal worden, over de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft.
Johannes 11:2a
Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd.
Johannes 12:1-8
Jezus dan kwam zes dagen voor het Pascha te Bethanië, waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt. Zij richtten daar dan een maaltijd voor Hem aan en Marta bediende, en Lazarus was een van hen, die met Hem aan tafel waren. Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis. Maar Judas Iskariot, een van zijn discipelen, die Hem verraden zou, zeide: Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven? Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam. Jezus dan zeide: Laat haar begaan en het bewaren voor de dag mijner begrafenis; want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.

Ook Lukas beschrijft een zalving, en de vraag is of het dezelfde zalving is, en zo niet, of beide door dezelfde vrouw gepleegd zijn.

Lukas 7:36-50
Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten; en Hij kwam in het huis van de Farizeeer en ging aanliggen. En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van de Farizeeer. En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre. Toen de Farizeeer, die Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij zichzelf: Indien deze de profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is. En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het. Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben? Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft. Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geoordeeld. En Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van dat Ik binnengekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen. Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. En die met Hem aan tafel waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft? En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!

Argumenten voor één zalving.

Argumenten voor twee zalvingen.

Argumenten voor één persoon.

Argumenten voor twee personen.