Omri

Omri begint als tegenkoning van Zimri, uitgeroepen door de troepen in Gibbethon.

1 Koningen 16:16-28
Toen het volk dat daar gelegerd was, hoorde zeggen: Zimri heeft een samenzwering gesmeed en ook de koning doodgeslagen, maakte geheel Israël Omri, de legeroverste van Israël, te dien dage in de legerplaats koning.
1 Koningen 16:21-28
Toen splitste zich het volk Israël in twee helften; de ene helft van het volk volgde Tibni, de zoon van Ginat, om hem koning te maken, en de andere helft volgde Omri. Doch het volk dat Omri volgde, kreeg de overhand op het volk dat Tibni, de zoon van Ginat, volgde. Toen Tibni gestorven was, werd Omri koning. In het eenendertigste jaar van Asa, de koning van Juda, werd Omri koning over Israël; twaalf jaar. Te Tirsa regeerde hij zes jaar. Toen kocht hij van Semer de berg Samaria voor twee talenten zilver, bebouwde de berg en noemde de stad die hij bouwde, Samaria, naar Semer, de eigenaar van de berg. En Omri deed wat kwaad is in de ogen des Heren, ja hij maakte het erger dan allen die voor hem geweest waren. Hij wandelde in al de wegen van Jerobeam, de zoon van Nebat, en in de zonde die deze Israël had doen bedrijven, zodat zij de Here, de God van Israël, krenkten met hun ijdelheden. Het overige van de geschiedenis van Omri, wat hij gedaan heeft, en de dappere daden die hij verricht heeft, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken der koningen van Israël? En Omri ging bij zijn vaderen te ruste en werd begraven in Samaria; zijn zoon Achab werd koning in zijn plaats.

Doordat de kronieken der koningen van Israël verloren zijn gegaan weten wij weinig détails omtrent het gedrag van Omri. Hij was echter het toonbeeld van goddeloosheid, zoals bijvoorbeeld blijkt uit Micha's woorden:

Micha 6:16
Want de inzettingen van Omri worden onderhouden en al de werken van het huis van Achab, en gij wandelt in hun raadslagen, opdat Ik u zou overgeven tot een voorwerp van ontzetting en haar inwoners tot een aanfluiting; zo zult gij de smaad van mijn volk dragen.

Zijn zoon Achab erft namelijk zijn goddeloosheid:

1 Koningen 16:29-30
Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israël in het achtendertigste jaar van Asa, de koning van Juda. En Achab, de zoon van Omri, regeerde te Samaria tweeëntwintig jaar over Israël. Achab, de zoon van Omri, deed wat kwaad is in de ogen des Heren, meer dan allen die voor hem geweest waren.

Zelfs zijn kleindochter Athalia heeft nog een perfide invloed:

2 Koningen 8:26
Tweeëntwintig jaar was Achazja oud, toen hij koning werd; hij regeerde een jaar te Jeruzalem; zijn moeder heette Athalia; zij was de kleindochter van Omri, de koning van Israël.
2 Kronieken 22:2-3
Achazja was tweeënveertig jaar oud, toen hij koning werd, en hij regeerde een jaar te Jeruzalem. Zijn moeder heette Atalja; zij was de kleindochter van Omri. Ook hij wandelde in de wegen van het huis van Achab, want zijn moeder verleidde hem door haar raadgevingen tot goddeloze daden.

Uit archeologische bron weten we dat hij Moab is binnengevallen: Koning Omri is wordt bij naam genoemd in een inscriptie door de Moabitische koning Mesha, die zijn god Kamosh dankt dat die hem, nadat het aanvankelijk had geleken alsof hij zou gaan verliezen, toch de overwinning op de Israëlische koning liet behalen.

(Volgens een andere bron beschrijft deze stèlè de expeditie tegen Joram en Josafat, bevestigt het Bijbelse verslag en geeft meer détails — bevat de tekst meer veldslagen, of is een der bronnen inaccuraat? Het is in beide gevallen André Caquot, p.236 vs.359.)