Ervaring is posterieur aan kennis

Ervaren is vanuit waarneming van de werkelijkheid tot kennis komen. Die waarneming is zelf echter hooguit kennis van de eigen gewaarwording. Van daaruit tot kennis van de wereld komen is een complex proces, want er bestaan onjuiste waarnemingen, en of een bepaalde waarneming juist is kan men slechts bepalen door bestaande kennis (zoals vergelijking met de werkelijkheid — die we enkel kennen uit andere waarnemingen). Een beroep op a-priorikennis van het scheermes is dan nodig om te komen tot kennis van de werkelijkheid.

Merk op dat veel van dit kennis-toepassen voor-bewust verloopt. Wij nemen bewust geen kleurmetingen van verschillende netvliescellen waar, en zelfs geen kleurvlakken, maar een Gestalt die zich aan ons voordoet als in de wereld, en die onwaargenomen informatie bevat die het waargenomene completeert. Goochelen maakt hier gebruik van: wij vullen een onvolledige waarneming aan op de „gewone” wijze, terwijl de goochelaar in werkelijkheid iets anders toont. Dit lijkt aangeboren, want pasgeboren zuigelingen reageren al met extra aandacht als dergelijke verwachtingen onjuist blijken (poppetjes die achter iets langslopen en in een andere vorm of kleur, of een ander aantal weer tevoorschijn komen).

Ook later verkregen kennis of wetenschap kan de interpretatie van een waarneming beïnvloeden. Het vermoeden dat het licht van een ster die wij nu zien er astronomische tijden over gedaan heeft om tot ons te komen maakt dat wij de conclusie dat daar wij de ster nu zien zij er dus nu is niet meer durven trekken. Alledaagser geldt dit voor het horen van een van ver komend geluid, met als archetypisch voorbeeld wellicht bliksem en donder.

Onze kennis van andere mogelijke waarnemingswijzen (bijen kunnen geen rood, maar wel ultraviolet zien) maakt ook dat de verhouding tussen waarneming en werkelijkheid complex is: wij zien een rode roos, maar is het ook een rode roos? Wij zien een glad tafeloppervlak, maar is het „in werkelijkheid” geen voornamelijk lege ruimte waarin atomen rondwarrelen?

((Nog te doen: het indirecte van waarnemingen: TV is indirect, maar waarneming via ons oog ook. Dit maakt een goed onderscheid tussen illusie en correcte waarneming problematisch.)

Ook deze posterioriteit leidt tot diverse restrictieparadoxen.

Materialisme: „er is niets dat de ervaring overstijgt” — Maar die wetenschap overstijgt de ervaring!

Empirisme: „ervaring is de enige kenbron” — op welke grond weten we dat? Niet uit ervaring!

Logisch positivisme: „Een bewering heeft enkel betekenis als zij hetzij analytisch, hetzij empirisch verifieerbaar is” — en deze bewering is zelf geen van beide, en daarmee gefalsificeerd. De versie „Een bewering heeft enkel betekenis als zij falsificeerbaar is” levert een klassieke paradox op: zij is falsificeerbaar desda zij het niet is.

David Hume schreef „When we run over libraries, persuaded of these principles, what havoc musr we make? If we take in our hand any volume; of divinity or school metaphysics, for instance; let us ask: Does it contain any abstract reasoning concerning quantity or number? No. Does it contain any experimental reasoning concerning matter of fact and existence? No. Commit it then to the flames: for it can contain nothing but sophistry and illusion.” — 132, Enquiry Concerning Human Understanding p.165. Wat zou volgens deze raad met deze tekst zelf gedaan moeten worden?

Ook twijfel en skepsis zijn waarschijnlijk posterieur aan kennis.