Analytische kennisꜛ is niet reducibel tot ervaring
Wij vertrouwen onze rede, en wellicht het meest van al onze analytische (implicatielogische) oordelen. Als een vrijgezel een ongetrouwde man is, en Piet vrijgezel is, dan is Piet noodzakelijk man.
Wat geeft ons de overtuiging dat deze redenering betrouwbaar is — al hebben we geen idee wie Piet is? Het kan geen ervaring zijn, want we hoeven Piet niet te kennen, of te weten wat „man” betekent, om tot een oordeel te komen. Misschien zijn wij „nou eenmaal zo gebouwd” dat wij dergelijke oordelen als waar aannemen — maar dat zou betekenen dat ons vertrouwen ongefundeerd is, want iemand (of een computer) die anders in elkaar zit zal misschien even overtuigd tot de conclusie komen dat alle vrijgezellen Piet heten. Wat maakt ons oordeel betrouwbaarder dan dat van hem?
We kunnen niet redeneren zonder de basale betrouwbaarheid van ons logisch inzicht aan te nemen, en willen we die aannemen dan moeten we ook aannemen dat er een betrouwbare bron is waar wij die oordelen aan ontlenen.
- Tegenwerping (Denken valideꜛ):
- Hoe ons denkproces werkt is niet van belang voor de validiteit ervan. Als een redenering uit correcte stappen bestaat is zij valide, welk mechanisme ook achter het nemen van die stappen zit.
- Antwoord:
- Dat is helemaal juist, maar hoe weten we of een stap correct is? Enkel door die stap na te denken, in ons denken die stap ook te nemen. Als wij vanuit de gegeven premissen tot dezelfde conclusie komen èn ons denken correct is is die stap correct. Maar daarmee draaien we in een cirkel rond, want hoe weten we dat ons denken correct is?