Kennis van causaliteit is niet reducibel tot ervaring

Een ander voorbeeld is het bestaan van oorzakelijkheid. We nemen slechts correlaties waar, en iedere gedachte dat een bepaalde gebeurtenis een ander veroorzaakt is interpretatie. Toch geloven we in oorzaak en gevolg, en menen die termen ook terecht te kunnen toepassen op allerlei zaken om ons heen. Het beginsel van toereikende grond.

Verwant hiermee is ons a priori geloof in inductie, of algemener het vertrouwen dat de wereld regelmatig is en dat die regelmaat eenvoudig is. Een speciaal geval van dit inductievertrouwen is de verwachting dat de toekomst op het verleden zal lijken. Ten diepste is dit het geloof in Ockham's scheermes: de eenvoudigste verklaring is de juiste.

Zoals David Hume opmerkte nemen wij wel „post hoc” waar, maar nooit „propter hoc”. Zonder een al ingebakken besef van causaliteit zouden we nooit tot dat begrip kunnen komen.

((Te doen.))

Natuurkundige causaliteit is hetzelfde als behoud. Dat bij een elastische botsing impuls en energie behouden blijven legt precies vast hoe de botsing zal verlopen — en dit kan dan naar believen in termen van behoudswetten of in causale termen gesteld worden. Middels causaliteit is de A-theoretische, en met houdswetten de A-theoretische beschrijving.