De menselijke schaal

De wijze waarop ons ethisch gevoel ons stuurt blijkt in talloze voorbeelden.

Mensen die beslissingen nemen over grote aantallen andere mensen verliezen vaak hun ethisch besef, en beginnen die anderen als „human resources” te zien waarmee economische gepland kan en mag worden. In dat zicht wordt het acceptabel een dorpje met onschuldigen plat te bombarderen als dat elders groter leed kan voorkomen, wordt het normaal in termen van „under-” en „overkill” te denken, of te beslissen dat het land op een bepaalde manier ingericht wordt, ook al gaat dat ten koste van bepaalde minderheden (nomaden, boeren, vrachtrijders).

De baas van een klein zaakje wordt geprezen als hij meeleeft met zijn werknemers, die van een megabedrijf als hij beslissingen durft te nemen die duizenden hun baan doen verliezen.

Iets dergelijks gebeurt steeds wanneer de persoon niet levend voor ons is: hoe minder wij het levensverhaal kennen (een onbekende Chinees, een nog ongeboren kind dat — eenmaal dood — nooit een verder levensverhaal zal kennen, ‥), des te gemakkelijker zullen wij er toe komen economisch in plaats van ethisch te beslissen. Reclames waarin geld wordt gevraagd om één persoon te helpen brengen meer op dan reclames ten behoeve van twee of meer personen, omdat bij die laatste de economie de ethiek al begint te verdringen.

Omgekeerd appelleren grote hulpeloze kinderoogjes aan het ethisch gevoel. Wij geven kapitalen uit voor onze poes met een zeer pootje, maar eten het goedkoopste vlees, ook al hebben die dieren hevig geleden. En wie het eigen konijn — dat een veel beter leven heeft gehad dan de anders gegeten batterijkip — slacht en eet heet een dierenbeul. Wij protesteren tegen het gebruik van laboratoriummuizen en -ratten, niet tegen het wreed uitroeien van de veel grotere aantallen ontsnapte dieren die in de kelders van die laboratoria leven.