Filippi

In 360 voor Christus stichtten de Thasiërs een stad in het Thracische district Daton. Oorspronkelijk noemden ze de stad ook Daton, maar toen Filippus II van Macedonië de stad vier jaar later herstichtte noemde hij haar naar zichzelf Filippi en maakte haar het centrum voor de omliggende goudmijnen. De plaats, door de Grieken Krenides ('bronnen') genoemd, lag in Oost-Macedonië en overzag de vlakte te oosten van de berg Pangaeus. De Via Egnatia, de doorgaande weg van de Adriatische kust naar Byzantium die rond 130 voor Christus gebouwd werd, liep door Filippi.

Nadat Anthonius in 42 voor Christus in twee slagen te Filippi zijn vijanden Cassius en Brutus verslagen had, stichtte hij er een veteranenkolonie, die door Octavianus uitgebreid werd na de slag bij Actium. Octavianus verbande ook partijgangers van Anthonius naar de stad, die door dit alles danig in belang toenam.

Rond 50 na Christus was Filippi de eerste Europese stad waar het evangelie gepredikt werd, door Paulus en Silas, die daar ook de eerste Eurpoese gemeente stichtten (Handelingen 16:11-40). Later heeft Paulus, onderweg naar Griekenland, de stad nog eenmal en wellicht tweemaal bezocht (Handelingen 20:1-6).

De gestichte kerk zal voornamelijk uit heidenen bestaan hebben, want er schijnen niet veel Joden in de stad gewoond te hebben: volgens Handelingen 16:13 vindt Paulus, op zoek naar een synagoge, niet meer dan een gebedsplaats buiten de stad aan de rivieroever. Ook zijn de namen die in Paulus' brief aan de Filippenzen genoemd worden niet Joods.

In tegenstelling tot de omringende bewoners hadden de meeste Filippenzen, als nakomelingen van oud-soldaten, het Romeinse burgerrecht, een belangrijke bron van trots en gevoel van veiligheid. Waarschijnlijk in die context moet Filippenzen 3:20 gelezen worden.