Hazor

Archeologische informatie bevestigt het Bijbelse verslag. Opgravingen in 1955 bevestigden het belang van deze stad totaan het einde van de bronstijd, en de daaropvolgende vernietiging in de 13e eeuw voor Christus, beide in overeenstemming met wat Jozua schrijft:

Jozua 11:1-3
Zodra nu Jabin, de koning van Hazor, dit hoorde, zond hij een boodschap aan Jobab, de koning van Madon, aan de koning van Simron en aan de koning van Aksaf, alsmede aan de koningen, die in het noorden woonden op het Gebergte, in de Vlakte ten zuiden van Kinarot, in de Laagte en in de heuvelstreek van Dor in het westen, de Kanaänieten in het oosten en in het westen, de Amorieten, de Hethieten, de Perizzieten, de Jebusieten op het gebergte, en de Chiwwieten aan de voet van de Hermon, in de landstreek van Mispa.
Jozua 11:10-13
Terzelfder tijd keerde Jozua terug en nam Hazor in, en zijn koning sloeg hij met het zwaard; want Hazor was eertijds het voornaamste van al deze koninkrijken. Zij versloegen alle levende wezens, die daarin waren, met de scherpte des zwaards, de ban voltrekkend; niets wat adem had, bleef over en Hazor verbrandde hij met vuur. Verder heeft Jozua alle steden van deze koningen, en al hun koningen, overwonnen en hen geslagen met de scherpte des zwaards; hij trof hen met de ban, zoals Mozes, de knecht des Heren, geboden had. De steden echter, die op haar heuvels lagen, heeft Israël niet verbrand, met uitzondering alleen van Hazor, dat Jozua verbrand had.
Jozua 12:19
de koning van Madon: één; de koning van Hazor: één;

Blijkbaar blijft er een vestiging van die naam (of zelfs twee) bestaan:

Jozua 15:21-32
De verafgelegen steden van de stam der Judeeers, bij de grens van Edom in het Zuiderland, waren: Kabseel, Eder, Jagur, Kina, Dimona, Adada, Kedes, Hazor, Jitnan, Zif, Telem, Bealot, CHazor-chadatta en Keriot-chesron, dat is Hazor; Amam, Sema, Molada, Chasar-gadda, Chesmon, Bet-pelet, Chasar-sual, Berseba en zijn onderhorige plaatsen, Baäla, Ijjim, Esem, Eltolad, Kesil, Chorma, Siklag, Madmanna, Sansanna, Lebaot, Silchim, Ain en Rimmon; in het geheel negenentwintig steden en haar dorpen.

Het wordt een stad van Naftali.

Jozua 19:35-39
Vestingsteden waren: Siddim, Ser, Chammat, Rakkat, Kinneret, Adama, Rama, Hazor, Kedes, Edrei, En-cHazor, Jiron, Migdal-el, Chorem, Bet-anat en Bet-semes; negentien steden en haar dorpen. Dit was het erfdeel van de stam der Naftalieten naar hun geslachten; deze steden en haar dorpen.

Ook bleek uit de opgraving de herbevolking en fortificatie in de 10e eeuw voor Christus, in overeenstemming met 1 Koningen:

1 Koningen 9:15
Zo stond het nu met de lichting voor de herendienst, die koning Salomo deed opkomen om het huis des Heren, zijn eigen huis, de Millo, de muur van Jeruzalem, Hazor, Megiddo en Gezer te bouwen.

Hazor ondergaat het lot dat later het gehele tienstammenrijk zal treffen, en wordt na de Babylonische ballingschap bevolkt door Benjaminieten.

2 Koningen 15:29
In de dagen van Pekach, de koning van Israël, kwam Tiglatpileser, de koning van Assur, en veroverde Ijjon, Abel-bet-maaka, Janoach, Kedes en Hazor, Gilead en Galila, het gehele land van Naftali; en hij voerde de bevolking in ballingschap naar Assur.
Nehemia 11:31-36
En de Benjaminieten: van Geba af te Mikmas, Ajja, Betel en zijn onderhorige plaatsen, te Anatot, Nob, Ananja, Hazor, Rama, Gittaim, Chadid, Seboim, Neballat, Lod, Ono, het Handwerkersdal. Afdelingen van de Levieten uit Juda voegden zich bij Benjamin.

Blijkbaar is er een ander Hazor gebouwd, ten oosten van Israël. De Jabin uit de geschiedenis van Debora en Barak, heerste daar:

Richteren 4:1-2
Nadat Ehud gestorven was, deden de Israëlieten opnieuw wat kwaad is in de ogen des Heren. Toen gaf de Here hen over in de macht van Jabin, de koning van Kanaän, die regeerde te Hazor, en wiens krijgsoverste Sisera was, die te Charoset Haggojim woonde.
Richteren 4:17
Sisera dan vluchtte te voet naar de tent van Jaël, de vrouw van de Keniet Cheber, want er was vrede tussen Jabin, de koning van Hazor, en het huis van de Keniet Cheber.
1 Samuël 12:9
Maar zij vergaten de Here, hun God, en Hij gaf hen over in de macht van Sisera, de legeroverste van Hazor, en in die van de Filistijnen en de koning van Moab; die streden tegen hen.

Jeremia spreekt daar een profetie over uit.

Jeremia 49:28-33
Over Kedar en over de koninkrijken van Hazor, die Nebukadressar, de koning van Babel, verslagen heeft. Zo zegt de Here: Op, rukt op tegen Kedar en verdelgt de stammen uit het Oosten! Hun tenten en hun kleinvee neme men weg, hun tentdoeken en al hun have, en hun kamelen neme men voor zich mede en roepe over hen uit: Schrik van rondom! Vlucht, vliedt ijlings, schuilt diep weg, inwoners van Hazor, luidt het woord des Heren, want Nebukadressar, de koning van Babel, heeft tegen u een aanslag gesmeed en een plan beraamd. Op, rukt op tegen een volk zonder zorg, dat in gerustheid woont, luidt het woord des Heren, dat deuren noch grendel heeft, dat op zichzelf woont; laten hun kamelen ten roof worden en de menigte van hun vee ten buit; naar alle windstreken zal Ik hen verstrooien, die zich het haar rondom wegscheren, en van alle kanten zal Ik hun ondergang doen komen, luidt het woord des Heren. Hazor zal tot een woonplaats van jakhalzen worden, een woestenij voor altoos, niemand zal daar wonen en geen mensenkind daar verblijf houden.